Eenzaam en verlaten.
Eugenie was het schoonste meisje dat er op mijlen in 't rond te vinden was. Nooit zagen de jongeliê uit het dorp fijner en ranker leest, noch oogen zoo zacht en zoo liefelijk, noch haren zoo weelderig en zoo zwart. En wat vooral hare schoonheid verhoogde, was dat zij er zich zelve niet van bewust scheen.
Ongelukkig voor haar, kwam de oorlog in het land, en op zekeren dag trokken er troepen door het dorp. Een officier wiens borst met een aantal eereteekens prijkte, werd Eugenie gewaar; hare bekoorlijkheden maakten een diepen indruk op zijn gemoed; hij gelukte er in haar te spreken, hij zegde dat hij haar beminde, dat hij met haar wilde trouwen, dat zij in een prachtig huis zou komen te wonen, waar zij op haar wenk zou bediend worden, en dat hij alies zou doen wat in zijn vermogen was, om haar het leven aangenaam te maken.
Het genot dat de argelooze Eugenie werd voorgespiegeld, lachte haar aan; zij liet zich medeslepen door de zoete, vleiende taal van den officier en zij volgde hem. Maar helaas! in plaats van zijne belofte na te komen, verdween hij op zekeren dag zonder dat zij hem ooit zou wederzien.
Met droefheid en schaamte tevens dacht zij toen aan de plaats waar zij het eerste levenslicht aanschouwde, en na lang beraad besloot zij er terug te keeren. Zij pakte eenige kleedingstukken bijeen en sloeg toen, bevend van angst, den weg naar het dorp in.
Alom zag zij op haar reis hoopen puin liggen, door den fakkel des oorlogs in het aanzijn geroepen, en zij dacht aan de woning waar zij in onschuld was opgegroeid en zij stierde tot God een gebed voor hen die haar zoo zorgvol hadden grootgebracht en die zij zoo trouweloos verlaten en in verdriet gedompeld had.
Zij verhaast haren stap; tegen den avond ziet zij in de verte een blauwe wolk opstijgen. O God! het is van de plaats waar haar geboortedorp stond, hetwelk de wreede soldaten - misschien op bevel van hem die haar in het verderf stortte - in een hoop nauwelijks uitgedoofde asch veranderd hebben.
De ongelukkige! haar rest nog slechts de hoop dat de dood spoedig een einde moge maken aan haar rampspoed en ellende. Doch laat ons hopen dat Hij die naar een ieder, hetzij zondaar of rechtvaardige, zijne beschermende hand uitstrekt, het arme beklagcuswaardige meisje niet verlaten zal.
W.