personen gedood en acht en twintig min of meer zwaar gewond werden. Het rijtuig van den consul waggelde op zijne wielen en de vensters vlogen in stukken; verschrikt sprong Bonaparte op met den uitroep: ‘Een aanslag op ons leven!’ Vóór het theater de Ja République hield de koets stil. ‘Is iemand mijner garde gewond?’ vroeg Napoleon. Het antwoord was dat slechts een grenadier door een dakpan een lichte kwetsuur aan de hand had ontvangen, en Napoleon bevool dan ook om naar de opera, die toen den naam van Théâtre des Arts had, verder te rijden.
De eersten die van den aanslag verdacht werden, waren de chouans of de aanhangers der Bourbons, en onder Len voornamelijk George Cadoudal. Deze was de aanvoerder geweest van de koningsgezinde troepen in Bretagne en had zich den roem verworven van een zeer stoutmoedig en dapper man te zijn. Hij werd in 1769 bij Auray in Morhiban geboren, en wel uit nederige ouders, want zijn vader oefende het bedrijf van molenaar uit; na wakker het hoofd geboden te hebben aan de generaals Hoche en Brune, stak hij naar Engeland over, en terwijl men algemeen waande dat hij in Londen was had de gebeurtenis plaats welke wij zoo even beschreven hebben. Ofschoon men geen enkel wezenlijk bewijs voor zijne plichtigheid kon aanvoeren, werd hij niettemin voor den schuldige gehouden, en eveneens beschouwde men hem als de ziel van de verschillende samenzweringen die achtereenvolgens tegen Bonaparte gesmeed werden. Men kwam langzamerhand tot de overtuiging dat hij in Frankrijk was, en men vaardigde een besluit uit waarbij bepaald werd dat al wie hem huisvestte, als schuldig aan hoogverraad zou gevonnisd en gestraft worden, indien hij hem niet binnen vier en twintig uren bij de policie aangaf.
Deze wet had de gewenschte uitwerking: het regende aanklachten, de saamgezworenen zwierven van de eene schuilplaats naar de andere en de policie kreeg er verschillende in hare macht; George Cadoudal ontkwam echter steeds aan hare handen. Desniettemin had men de zekerheid dat hij in Parijs was en zich nu hier dan daar ophield: al de speurhonden der policie werden in het werk gesteld.
Op een avond dat hij, met twee pistolen en een ponjaard gewapend, wilde uitgaan, reed hij met Leridant, een zijner handlangers, in een cabriolet weg, in de hoop van zich te onttrekken aan het oog der policie-dienaars die hem hadden zien buiten komen.
Toen zij in de rue des Fossés waren, wierpen zich twee inspecteurs van policie, die hen onafgebroken gevolgd hadden, voor het paard en grepen het bij den teugel.
George schoot op een hunner een pistool af en deed hem dood nederstorten. De verschrikte Leridant poogt te ontvluchten, doch hij wordt onmiddellijk in hechtenis genomen. De vendeesche bevelhebber springt uit het rijtuig, lost een tweede schot óp den anderen gerechtsdienaar, die in de zijde gewond wordt; doch deze grijpt zijne prooi vast en laat die niet los. Van alle kanten klinkt hot: Moord, moord! De buren, de voetgangers, de policie - alles snelt toe. George wordt ingesloten, van zijn ponjaard, die tusschen zijn vest en zijn hemd verborgen is, beroofd, in boeien geklonken en te midden van een oorverdoovend gejuich der menigte die tot zijn gevangenneming heeft medegewerkt, naar de woning van den prefect gebracht.
‘Wat kwaamt gij in Parijs doen?’ werd hem gevraagd. ‘Den eersten consul vermoorden,’ was het bondig antwoord.
George Cadoudal werd ter dood veroordeeld, terwijl van zijne twee voornaamste handlangers, de eene, generaal Moreau, verbannen werd en de andere, generaal Pichegru, in zijn gevangenis den dood vond.
Men verzekert dat Bonaparte, om den gewezen aanvoerder der Vendeeêrs aan zich te verbinden, hem zijdelings liet aansporen om guatie te vragen, en dat de veroordeelde met minachting en fierheid tevens, dien raad van de hand wees Den 25en juni 1804 viel dan ook zijn hoofd onder de guillotine.