Eene schaakpartij.
De geschiedenis van het muzelmansche koninkrijk Grenada biedt een rijken schat aan van beurtelings zonderlinge, treffende en pikante voorvallen. Het volgende, dat deze drievoudige eigenschap heeft, is zeker wel een der meest wetenswaardige.
Toen koning Mahomet VI in 1396 den troon beklommen had ten nadeele van zijn ouderen broeder Jousouf, liet hij dezen prins in het fort Salobrena opsluiten.
Twaalf jaar na dien zat Jousouf nog in zijn kerker, toen Mahomet door een ongeneeslijke ziekte werd aangetast, en ten einde de kroon op zijn zoon zou overgaan, last gaf om zijn broeder te dooden.
Het bevelschrift dat de commandant van het fort ontving, was van den volgenden inhoud: ‘Algaïde van Salobrena, mijn dienaar, - zoodra de luitenant mijner garde, Ahmed-ben-Xarac, u dit stuk zal bezorgd hebben, zult gij Cid Jousouf, mijn broeder, van het leven berooven, en mij per keerenden bode zijn hoofd doen geworden. Ik reken op uw iever om mij te dienen.’
Toen Ahmed te Salobrena aankwam, was de prins met Algaïde een schaakpartij aan 't spelen. Zij zaten op zijden, met goud bestikte kussens en de vloer der kamer waarin zij zich bevonden, was met zware tapijten van dezelfde stof bedekt, want tot dan toe was Jousouf met onderscheiding behandeld geworden.
Niet zoodra had Algaïde het noodlottig geschrift doorloopen, of een diepe onrust en ontroering maakten zich van hem meester; Jousouf had door zijne uitmuntende hoedanigheden aller harten gewonnen, en Algaïde, die meer dan iemand in de gelegenheid was geweest om de verdiensten van den prins te leeren kennen en te waardeeren, had de innigste genegenheid voor hem opgevat.
Desniettemin zette Ahmed hem aan om den last des konings te volbrengen, en Algaïde was zoozeer buiten zich zelf, dat hij geen woorden kon vinden om den gevangene meê te deelen welk lot hem wachtte.
Jousouf, de treurige waarheid vermoedende, nam den bevenden commandant het bevelschrift uit de handen en verzocht hem, na het doorlezen te hebben, de voltrekking van het vonnis eenige uren uit te stellen, opdat hij van zijne vrouwen afscheid zou kunnen nemen.
Alstoen zegde Ahmed dat aan dit verzoek niet voldaan kon worden, aangezien er een uur bepaald was waarop hij in Grenada terug moest zijn, en wel op straffe van zelf ter dood gebracht te zullen worden.
‘Welnu,’ sprak Jousouf, ‘sta mij dan ten minste toe om mijn laatste schaakpartij uit te spelen.’
Nadat Ahmed, ofschoon niet zonder tegenzin, zijn toestemming gegeven had, hervatte de prins het spel en verzocht Algaïde hetzelfde te doen; doch deze was zoo gejaagd, dat hij moeite had zijne stukken te verzetten en herhaaldelijk onoplettend heden beging, welke Jousouf hem telkens onder het oog bracht.
De partij was zoogoed als uit toen twee ruiters uit Grenada, die in galop waren komen aangereden, het vertrek binnen stoven, den prins het overlijden van Mahomet aankondigden en hem als den nieuwen vorst van Grenada huldigden door hem de hand te kussen,
Jousouf kon nauwelijks aan deze plotselinge lotsverandering gelooven, doch het leed niet lang, of andere ruiters kwamen de tijding bevestigen en hem zeggen dat het volk hem met levendig ongeduld verwachtte.
Dit is ongetwijfeld een der merkwaardigste bewegingen die het rad der fortuin ooit gemaakt heeft en geen schaakpartij ook eindigde ooit zekerder met het verkrijgen van een begeerden koning.
Overigens, Jousouf III was het geluk dat hem ten deel viel wel waard: zijne regeering strekte niet weinig om den bloei van Grenada te verhoogen, en door Gibraltar op de Afrikanen te veroveren, bezorgde hij zijn land zoowel een aanzienlijk voordeel als een grooten roem.