Een miskende wetenschap.
Het wordt bijna algemeen voor een onloochenbare waarheid gehouden dat de uitdrukking der oogen het geschiktste en zekerste middel is om te bepalen hoe het in 's menschen binnenste geschapen staat. Er zijn dienaangaande zeer schoon klinkende zinnen neêr geschreven: ‘het oog is de spiegel van de ziel,’ zoo luidt het hier, ‘in het oog leest men 't merk van het hart,’ zegt een ander, en wij zouden die aanhalingen nog met een aantal andere kunnen vermeerderen.
Hoe vermetel het ook moge schijnen, wij beweren dat dit een vooroordeel is, hetwelk den weg behoort op te gaan van die zijner makkers welke opgehouden hebben te bestaan. Immers, men kan met de oogen doen wat men wil: zij zijn het beweegbaarste, het inschikkelijkste aller zintuigen; zij hebben eene zachte, strenge, vreeselijke, huichelachtige uitdrukking, al naar gelang wij zelf verkiezen.
Zij kunnen dus onmogelijk altijd een vertrouwbare maatstaf zijn. Neen, wij kennen een veel beter middel om de ziel, het karakter van den mensch te beoordeelen. Wilt gij de gewone denkwijze, de neigingen, deugden en ondeugden van iemand te weten komen, maak dan - lach niet, lezer, - een grondige studie van zijn neus. Alvorens echter onze stelling toe te lichten, moeten wij, tot onze gerustheid, doen opmerken dat hetgeen wij gaan meêdeelen slechts een kort begrip is van de werken der voornaamste gelaat- en zielkundigen die zich met dit ernstig vraagstuk hebben bezig gehouden.
Laat ons eerst eens nagaan welke eischen de kunst aan een volmaakten neus stelt; volgens haar behoort deze bijna zoo lang te zijn als het voorhoofd en bij den wortel een kleine holte te hebben. Van voren gezien, moet het been breed en halverwege eenigzins gewelfd wezen, terwijl de vleugels nagenoeg evenwijdig moeten loopen. Het schot mag slechts een derde zoo lang zijn als de neus, en deze moet bij den boog van het oogbeen minstens een halven duim breedte hebben.
Een neus die al deze eigenschappen bezit, pleit volgens de leer die wij wenschen te verkondigen, ten gunste van hem die er door de natuur meê begiftigd is.
Deze leer biedt den opmerker veel stof tot studie aan, en hoe gemakkelijk zijn die waarnemingen niet te doen! De neus vormt het meest in 't oog loopend gedeelte van het gezicht, hij is geheel bloot, niets staat een aandachtige beschouwing er van in den weg, en wij kunnen derhalve zeggen, gelijk Buffon met betrekking tot den stijl gezegd heeft: de neus is de mensch!
Hoe gelukkig zou het zijn zoo deze wetenschap meer algemeen bekend ware! Gij zoudt dadelijk kunnen zeggen, indien gij in gezelschap van onbekende personen waart, tot wat slag van liê zij behoorden en daardoor zoudt gij nooit gevaar loopen kennis of vriendschap aan te knoopen met wie het beter is geen verkeer te hebben. Of het gevaarlijke, dwaze, domme, of wel goede, brave, verstandige liê waren, daarvan zoudt gij u kunnen overtuigen door eenvoudig een oogslag te werpen op hunnen neus.
Zonder veel moeite zoudt gij door die neusbeschouwing zelfs het beroep van den betrokken persoon te weten komen, want het is bekend dat de bezigheden van den mensch van invloed zijn op zijn gemoedsleven, en dit is het beste af te leiden uit den vorm van den neus.
Zoo verkondigt een neus, die reeds aan den wortel sterk begint te welven, een onbuigzaam karakter, iemand die tot grootsche dingen bekwaam is en zijne plannen niet licht laat varen. Kleine neusgaten verraden wankelmoedigheid, vreesachtigheid, gemis van ondernemingsgeest. Een kleine neus met een spleetje van onder kan toebehooren aan een persoon van doorzicht, maar niet van genie. Zinnelijkheid wordt te kennen gegeven door een neus met breede, sterk beweegbare gaten, maar dit kan ook een teeken zijn van veel gevoel. De afwezigheid van een inzakking nabij het voorhoofd, duidt, tenzij de neus sterk gebogen is, een kleingeestig man aan.
Wat den neus betreft, die bijzonder naar den