De wonderkracht van sommige wateren.
De ouden schreven aan onderscheidene wateren de zonderlingste krachten toe. Zoo kent men de geschiedenis der moeder van Achilles, die haar zoon in den Styx dompelde, om hem onkwetsbaar te maken.
Zij die het orakel van Trophonius in Phocide gingen raadplegen, moesten uit twee bronnen drinken; de eene, de springbron der vergetelheid of de Lethe genaamd, deed hun het geheugen verliezen; de andere, de fontein van het geheugen of Mnemosyne geheeten, gaf het hun weêr.
Vibius Sequester verhaalt, in allen ernst, niet minder zonderlinge fabelen. Wil men hem gelooven, dan zou elk die zich negen maal in het meer Triton (Tracië) had gebaad, in een vogel veranderen. Eene rivier in het land der Cicones daarentegen deed al wie er zich in waagde, versteenen. De rivier Crathis, in de omstreken van Sybaris (Griekenland), kleurde de haren blond of rood. De wateren van den Gallus (Phrygië) verwekten eene dweperige ijlhoofdigheid. De Lynceste, in Tracië, maakte dronken, terwijl de Cletor, in Arcadië, eene walging tegen wijn deed opvatten. Het meer Amsanctus, in Lucanië, deed de vogels door zijne dampen den dood aan, en de vloed Aniger, in Clidië, verjoeg door zijn stank allen die hem durfden naderen.
Volgens Plinius, had de vloed Falesque, in Etrurië, de eigenschap van het vel der ossen te bleeken. De Melas, in Beotië, en de Peneus, in Thessalië, maakten de schapen zwart; de Cephise maakte ze wit, en de Xante wild. Even als de wateren van den Styx, in Arcadië, waren ook die der drie naburige bronnen van Librose, in Tauride, doodelijk. Eene fontein op het grondgebied van Carrinan, in Spanje, wierp alles wat men er in trachtte te storten, weder uit.
Mucianus beweert, dat er op het eiland Andros, in den tempel van Jupiter, een bron bestond, wier water op den 5en januari van elk jaar den smaak van wijn aannam.
Onder de wonderdadige wateren moeten ook die gerekend worden welke de ouden met een profetische kracht begaafd waanden. Te Colophon was bij den tempel van Apollo - altoos volgens Plinius - een water dat het leven verkortte van hem die het dronk, doch hem tevens de kracht der voorzegging schonk. Zoo geloofde men ook dat de fonteinen van Hippocrene en Costalië de eigenschap bezaten van de dichters te bezielen. Overigens was het niet altijd bij wijze van ingeving dat de wateren tot orakels dienden.
De springbron van Dodona bijv. maakte door een zacht gemurmel de toekomst aan eene oude priesteres bekend die uitsluitend belast was met het uitleggen en overbrengen harer antwoorden. Te Patras was een springbron, die beschouwd werd onfeilbare inlichtingen te geven omtrent den afloop van ziekten. Men bond, wanneer men bij deze te rade ging, aan een koord een spiegel, dien men daarna met het water in aanraking bracht. Na nu de goden aangeroepen en te hunner eer wierook ontstoken te hebben, bezag men den spiegel, waarin zich dan het beeld vertoonde van den betrokken persoon, hetzij dood of levend, al naar het einde zijner ziekte zou zijn.
De fontein van Aponas echter, in de nabijheid van Padua, raadpleegde men anders. Men wierp daarbij dobbelsteenen in het water en uit het aantal punten dat deze aanwezen, werd het antwoord afgeleid.
Van al deze wateren, welke door verloop van tijd schijnen opgehouden te hebben te bestaan, zal er wellicht geen zoozeer betreurd worden als de bron op het eiland Andros, welke, gelijk wij zegden, elken 5en januari in louter wijn veranderde. Wie weet of Griekenland niet zijn vroegeren bloei herkreeg indien er nog telken jare gelegenheid was in den tempel van Jupiter kosteloos zijn hart op te halen aan het verleidelijke druivennat!