Het kerkhof Père-Lachaise.
De grootste begraafplaats van Frankrijk, het kerkhof Père-Lachaise, zoo genoemd naar den biechtvader van Lodewijk XIV, bevat sinds 1804 in zijn donkeren, stillen schoot, het stoffelijk overschot van al de grooten die in dat land geleefd, gewerkt en het tijdelijke met het eeuwige verwisseld hebben. De tallooze gedenkteekens en standbeelden die het draagt, vormen als hetware een in steen gebeitelde geschiedenis van den roem, hetzij deze verworven werd op het bloedige slagveld, op het vreedzaam gebied der kunst of in den gewijden tempel der wetenschap.
Over een met steenhouwerswerkplaatsen, timmerwinkels en bloemenverzamelingen bedekten voorhof - de nijverheid is hier een op lijken azende hyena gelijk - komt men door een groote poort, welke dagelijks eene menigte bezoekers doorlaat, op het kerkhof, dat bedekt is met grafteekens van alle soort en grootte. Hij die de eer wil hebben, hier den dag des oordeels af te wachten, moet zeer veel betalen, want het kleinste graf toch kost op zijn minst 5000 franken.
Maar daarvoor rust hij dan ook in het voornaamste gezelschap, want in zijne nabijheid liggen Abelard en Heloïse, de trouwe gelieven, de vorstin Demidoff, Massena, Kellerman, Lefèbre, alsook Lafontaine, Molière, Andrieux, Cuvier, Talma, Laplace, Girodet, Parmentier en duizenden anderen die door hun betrekking, hun vernuft of het aanzien dat zij tijdens hun leven genoten, in de annalen der geschiedenis vermeld staan.
Niet echter boven elk dezer gunstelingen van den roem verheffen zich zware marmerblokken en hooge ijzeren kruisen, want groote gedenkteekens zijn hier zoo duur, dat niet zelden zelfs rijke familiën van deze uitgave afgeschrikt worden. Zoo kostte het grafmonument van den schrijver Andrieux niet minder dan 27.000 franken.
De ontzaglijke sommen, welke de stad Parijs van den verkoop van grafplaatsen trekt, worden voor het grootste gedeelte tot het onderhoud der hospitalen aangewend.