Hoe veel!
Na uren lang zich afgetobd te hebben, zijn de twee kleinen nieuwsgierig geworden wat zij wel mogen hebben verdiend met hun tamboerijnspel, hun zingen en hun dansen. In de schaduw van den houten steiger, buiten het gewoel der drukke stad, was de gelegenheid het geschiktst om dat ongestoord te onderzoeken. Aan de vreugde die hun gelaatstrekken verheldert, is het duidelijk te zien dat de inzameling hun verwachting overtroffen heeft, en het is als hoorde men hen fluisteren: ‘Wat hebben wij veel!’
Hoe gelukkig zal zich hunne moeder - de arme weduwe - gevoelen als zij zooveel geld ontvangt! Misschien is het een handvol koperstukken, maar voor haar blinken die als zilver of goud. De kinderen verblijden zich in de opgetogenheid, welke zij de goede vrouw zullen doen smaken. Of zouden zij in dienst zijn van den een of anderen hardvochtigen kermisgast, die hen met smaad en hoon overlaadt wanneer zij er niet in hebben mogen gelukken om degenen aan wie zij hun talenten toonden, tot milddadigheid te stemmen? Het is zeer goed mogelijk; in ieder geval kunnen zij onbekommerd huiswaarts keeren.