[Nummer 14]
De intrede in het klooster.
Wat een treffend tooneel wordt ons hier voorgesteld! Die jonge, schoone maagd zal hare verdere levensdagen uitsluitend gaan toewijden aan de dienst van God. Strevend naar de volmaaktheid, zal zij in de strengste armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid zich het eeuwig loon trachten te verwerven, dat de deugdzamen hiernamaals wacht. Zij heeft overwogen welke plichten zij zal te vervullen hebben. Zij weet dat zij afstand moet doen van al het aardsche, en zij heeft zich sterk gevoeld om dat offer te brengen. Op dezen oogenblik echter, nu zij afscheid neemt van hare naaste bloedverwanten, nu ontwaart ze dat er iets is wat haar aan de aarde hecht. Zij heeft het ijdele der wereldsche genoegens leeren inzien, en geen moeite kost het haar daaraan voor altijd vaarwel te zeggen, doch het liefdebetoon te moeten missen van wie haar het dierbaarst zijn, zie, dat valt haar eenigzins hard, en onwillekeurig maakt zich een diepe ontroering van haar meester. Maar zij is besloten het offer te volbrengen, en als het kloosterhekken zich achter haar gesloten heeft en zij zich onder hare vrome, doch tevens blijmoedige medezusters bevindt, dan zal geen gedachte aan haar moeder, haar grootmoeder, hare broêrken en haar zusterken meer bij haar opkomen dan om haar aan te sporen tot een vurig gebed voor hun welzijn.
Het doek, waarnaar deze schoone gravure ge-
de intrede in het klooster. naar w. cesarhorsky.