Edison en zijne uitvindingen.
II.
Het gehucht waar Edison zijne woning heeft uitgekozen, ligt in de nabijheid van New-York aan de spoorbaan en telt slechts een zestal huizen, ouder welke dat van den uitvinder het grootste en best gelegen is. Hij leeft daar alleen voor zijne werktuigen, en tot zelfs in het kleinste hoekje van het huis kan men dat waarnemen. In de benedenverdieping denkt men zich thuis in eene fabriek van stoom- en andere werktuigen, en de bedrijvigheid, welke daar heerscht, geeft ons geen klein denkbeeld van het geheel; doch wij moeten naar boven klimmen om getuigen te zijn van de wonderen die, als zoo vele anderen, ons daarheen gelokt hebben.
Een enkele blik in de groote zaal overtuigt ons dat we hier Edisons heiligdom binnen treden.
De groote ruimte wordt ingenomen door een aantal tafels, waarop men stukken van de vreemdsoortigste werktuigen aantreft, terwijl de vloer als bezaaid is met allerlei benoodigdheden voor het daarstellen van electriciteit en voor scheikundige proeven.
Het zonderlingste gezicht heeft men echter in de kassen met glazen deuren, die langs de wanden der zaal zijn aangebracht. Daarin zijn eene menigte afgewerkte machines geborgen, van welker doel en werking men zich met den besten wil der wereld geene verklaring kan geven; daarom zullen wij ons tot den uitvinder zelven wenden, die, we weten het van velen welke hem reeds bezochten, steeds gereed is iedereen te woord te staan en de noodige ophelderingen te geven.
We beginnen met eene machine, die ons voorgesteld wordt onder den naam van electromoteur. Naar den naam te oordeelen, hebben we hier te doen met een werktuig, dat door middel van electriciteit beweegkracht daarstelt. Men make zich echter geen al te groot denkbeeld van de hoeveelheid beweegkracht welke kan Voortgebracht worden, dewijl van een vervanging van stoommachines in de verste verte geen spraak is.
Intusschen gebruikt Edison het om water op te pompen en eene naaimachine in beweging te brengen, en dat is reeds een eerste stap. We kunnen niet voorzeggen of uit dat werktuigje ooit iets groeien zal, dat met den stoom zal gaan wedieveren in het beheerschen der wereld, doch juist omdat het eene zwakke poging in die richting is, loont het de moeite het eenigzins nauwkeuriger te beschouwen.
Zoo als men ziet (zie de gravure in ons vorig nummer) bestaat het voornaamste stuk van dit werktuig in een soort vork, die van staal is. Het gebogen gedeelte van deze vork is aan de machine vastgemaakt, terwijl aan de beide armen een gewicht van 15 kilogram is aangebracht. Nabij deze armen bevinden zich twee kleine electromagneten, die zoowel onderling als met de armen van de vork verbonden zijn.
Door het sluiten van den electrischen stroom worden nu de beide armen in trilling gebracht, welke deze overbrengen - door middel van twee verlengstukken - op twee pistons, die als zuigers van eene dubbele pomp dienst doen. Elke slag van zulk eene piston heft slechts eene kleine hoeveelheid water op, doch dit wordt rijkelijk vergoed door de snelheid, waarmeê de pistons bewogen worden.
De kracht, welke hier door de electriciteit wordt uitgeoefend, is zeer gering, doch het plan van Edison is om met zijn electromoteur lucht saam te persen, en deze aan te wenden als beweegkracht voor kleine machines.
Wij gaan verder en werpen in het voorbijgaan een blik op de electrische pen: een stalen stift, die de letters in het papier pikt en die Edison hoopt toe te kunnen passen op het graveeren in glas en edelgesteente; op de electrische schaar voor het snijden van zware voorwerpen; op het electrisch borduurtoestel; op eene spreekdoos, een vliegenden vogel, die meer dan duizend voet vervliegt, een chemischen telegraafdruk, waarbij de letters voelbaar op het papier komen te liggen, en welke Edison wil inrichten voor blinden.
Al deze nieuwe werktuigen zijn nog in hunne geboorte en liever wijden we daarom thans onze aandacht aan den phonomoteur of stembeweger. Bij de proeven met den telephoon en de phonograaf bevond Edison dat de trilling der draden in staat was eene aanzienlijke kracht uit te oefenen. Hij deed in dien geest proeven en het gevolg daarvan was de phonomoteur.
De trilling der draden wordt, zoo als men weet, voortgebracht door de menschelijke stem en ook deze gebruikte de uitvinder om een middenschot te doen trillen. Het schot rust op een veêr, welke daarenboven bekleed is met caoutchouc. Aan de veêr is tevens een ijzeren haak vastgemaakt, welke met een kamrad op de as van een vliegwiel werkt. Wanneer men nu in het mondstuk spreekt, worden in het schot voldoende trillingen opgewekt om het vliegwiel met snelheid te doen ronddraaien. Men staat verbaasd over de hoeveelheid kracht, welke men aan moet wenden om het vliegwiel stil te doen staan en tegen te houden, wanneer in het mondstuk gesproken wordt; de uitvinder verzekert, dat hij een stembeweger kan maken, die voldoende kracht bezit om gaten in eene plank te boren. Zoodoende zou het oude spreekwoord, toepasselijk op praatzuchtige menschen, met eene kleine wijziging wezenlijkheid gaan worden, namelijk: ‘hij zou iemand gaten in de kousen praten.’
Onze wandeling door dit museum van wonderen is nog niet ten einde. We komen nu voor een toestel, waarmeê Edison veel op heeft. Het is nog niet geheel gereed, doch zijne bewerking eischt zooveel zorgen, dat de uitvinder zelf nu en dan aan het welslagen begint te wanhopen. Het moet dan ook niets meer of niets minder doen dan het geluid in zijne samenstellende deelen ontleden, even als het licht door het prisma ontleed wordt.
Vooreerst kunnen we nog niets van de beginselen, waarop het werktuig berust, te weten komen, daar Edison volkomen overtuigd moet zijn dat hij gelukt is alvorens een zijner uitvindingen de wereld in te zenden. Onophoudelijk is hij dan ook bezig proeven te nemen, en wanneer deze hem nieuwe gezichtspunten aanbieden, blijft hij doorwerken, zonder zich aan morgen, middag, avond, nacht of dag te storen.
Zoo wordt van hem verhaald, dat, toen hij op zich had genomen proeven te nemen van eene drukmachine, welke aanvankelijk geheel mislukten, hij met vijf zijner helpers naar de bovenste verdieping van zijne werkplaats ging en daar verklaarde, niet naar beneden te zullen gaan,