Thomas Edison en zijne uitvindingen.
I.
Het is dikwijls een zonderling schouwspel te zien, hoe een geest, die zich, hoewel nog onbekend met zijne krachten, boven het gewone menschelijke drijven verheven gevoelt en zich in een ruimer kring van denkbeelden beweegt, langzamerhand zich van al het gewone, dat hem omgeeft, losmaakt, om den weg te zoeken, vaarheen hij als het ware door eene onweêrstaanbare macht wordt voortgedreven. Geen hinderpalen zijn hem te groot, geene belemmeringen kunnen hem tegenhouden.
Zulk een geest, welken wij gewoon zijn een genie te noemen, moge in eene wildernis het eerste levenslicht aanschouwen of met schijnbaar onverbreekbare ketens gebonden zijn aan omstandigheden, welke zijne toekomst, om het zoo uit te drukken, bedreigen, altijd ziet men, dat hij zich even als de scheut van een aardappel, die in het donker ligt, naar het licht, naar de hoogte opwerkt, waar hij al zijne krachten kan ontwikkelen.
Wanneer men een amerikaanschen treinjongen, wiens beroep bestaat in het rondventen van dagbladen aan de passagiers, bezig ziet, om in een eenzamen goederenwagen scheikundige proeven te nemen; wanneer wij verder opmerken, dat noch de bezwaren van den hottenden en stootenden waggon, noch de inbeslagneming van zijne onvolledige werktuigen hem den lust kunnen ontrooven, om in denzelfden geest voort te werken, al is het dan maar in het bestudeeren van een boek over de scheikunde, dat hij voor eenige zuur verdiende stuivers heeft weten machtig te worden, dan mag men uit die verschijnselen gerust besluiten, dat men hier te doen heeft met een van die wroeters, wiens geest later de verbazing zal wekken van allen, die van zijne werken zullen hooren.
Zulk een treinjongen was de man, die om zijne uitvindingen, aan het ongeloofelijke grenzende, de geheele wereld van zich heeft doen spreken. De ouders van Thomas Edison waren menschen, die in het maatschappelijk leven een der laagste en meest nederige plaatsen innamen, zoo dat van eene wetenschappelijke opleiding van hun zoon Thomas geen sprake kon zijn.
Zijn optreden als treinjongen is daarvan een sprekend bewijs. Doch hij was een genie, en zijn machtige geest dreef hem er toe, zich in zijne vrije uren met geheel iets anders bezig te houden dan met het te koop bieden van dagbladen en snuisterijen. Behalve over een laboratorium, beschikte hij nog over eene drukkerij: eene oude pers en driehonderd pond afgekeurde letters, welke hij voor een klein prijsje machtig had weten te worden.
Hoelang de treinjongen heeft moeten sparen eer hij het noodige kapitaal bijeen had voor den aankoop van zijn laboratorium en zijne drukkerij, zegt zijn levensbeschrijver niet, doch het is te begrijpen, dat het opsparen daarvan hem zorgen heeft gekost, die aan ieder ander te zwaar zouden gevallen zijn.
Niettemin ging hij daarmeê voort en zocht de vriendschap van de machinisten en telegrafisten der maatschappij, bij wie hij in dienst was, ten einde daardoor de gunst te verwerven hun voor den knaap geheimzinnigen, maar aantrekkelijken arbeid te mogen afzien en onderzoeken.
Spoedig zien wij hem, nadat hij zich eenig begrip had gevormd van eene drukkerij, optreden als uitgever van een dagblad, de Grand Trunk Herald, dat op den trein gedrukt werd. In het begin deden zijne handen de dienst van eene drukpers, doch het blad verscheen slechts eenmaal per week, en de spoorwegbeambten hielpen den ondernemer gaarne aan kopij voor zijn blad, daar hij bij allen wel is waar bekend was om zijne onregelmatigheid in dienstzaken, doch ook om zijne groote goedhartigheid.
Deze bekende onregelmatigheid bezorgde hem nu en dan ook wel eens eenige geduchte oorvegen van zijne overheid, doch na de ontvangst daarvan was de knaap er niet door verbeterd. Integendeel, zijne misslagen vielen ten laatste zoo in het oog, dat de spoorwegmaatschappij hem zijn ontslag gaf.
Edison bekommerde zich daarom al zeer weinig, en kort daarop zien wij hem te Port Huron optreden als uitgever van een blaadje, de Paul Pry genaamd, waarmeê hij echter weinig geluk had. Hij had intusschen meer koorden op zijnen boog en vestigde nu al zijne aandacht op de telegrafie, zoo zelfs, dat hij, God weet hoe, met medewerking van een zijner vrienden, eene telegraaflijn had aangelegd, waarmeê zij echter niets konden uitvoeren, dewijl het hun beiden, zoowel aan de noodige kennis om deze te behandelen als aan de onmisbare toestellen ontbrak.
Een toevallige gebeurtenis opende hem echter den weg tot het vak, waarvoor hij zooveel voorliefde had. Hij had namelijk het geluk een kind van den stationschef van Port Clement van een stelligen dood te redden, en uit erkentelijkheid leerde hem de dankbare vader telegrafeeren.
Dat was een stap verder, maar spoedig zien wij hem nu zijne telegraaflijn afbreken om...... pekdraden te maken voor een schoenmaker. De nood had hem daartoe gedwongen, doch zijn geest rustte niet en was lang niet neêrgeslagen door die vernedering. Hij kon telegrafeeren, ten minste den sleutel van het Morse-toestel behandelen, en wat er aan zijne kennis ontbrak, vulde zijn geest aan. De schoenmakerswinkel werd verwisseld met het telegraafkantoor, waar hij zich beter op zijne plaats gevoelde.
Omtrent zijne slimheid in deze nieuwe betrekking wordt het volgende staaltje meêgedeeld:
Op zekeren dag was de kabel tusschen Port Huron, in Michigan en Sarnia, in Canada, door het ijs gescheurd, zoodat de gemeenschap verbroken was. De breedte en de toestand van de rivier maakte alle herstelling onmogelijk. Toen sprong de jonge Edison op eene locomotief en greep de kruk van de stoomfluit. De gedachte was bij hem opgerezen, dat het geluid van de fluit in korte en lange toonen kon afgebroken worden, overeenkomende met het, tikken van de telegraaf. Hij beproefde het.
‘He, Sarnia! Hoort ge mij? Hoort gij wat ik zeg?’ floot de locomotief.
Geen antwoord.
‘Hoort gij wat ik zeg, Sarnia?’
Nog eens en nog eens werd de vraag herhaald, totdat eindelijk de bedoeling aan de overzijde werd begrepen. Men floot het antwoord terug, en de gemeenschap was hersteld.
Het spreekt wel van zelf, dat zulk een vernuft zich moest doen opmerken, doch daar tegenover stond, dat hij zijne oude ondeugd, slordigheid in dienstzaken, niet had afgeleerd. Onophoudelijk moest hij aangemaand worden om al de plichten, welke zijn ambt hem oplegden, te vervullen. Wanneer hem bijv, opgedragen werd zijn gedeelte van de administratie af te werken, vond Edison het nuttiger verschillende werken over zijn vak te bestudeeren en dacht in 't geheel niet aan het cijferwerk, dat op hem wachtte.
De aanmerkingen welke hem daarop gemaakt werden, beantwoordde hij met eene beredeneerde uiteenzetting van 't geen hij bestudeerd had, en gaarne vergaf men den bekwamen telegrafist zijne kleine tekortkomingen, welke een uitvloeisel waren van zijn grooten weetlust.
Zijne studiën vervulden zijn hoofd met zooveel plannen over de toekomstige veranderingen die hij op de telegrafie wilde toepassen, dat zijne collega's, verbaasd over zijne vindingrijkheid, hoewel aan zijne voorspellingen geen geloof slaande, hem altijd met genoegen aanhoorden. Reeds lang had hij voorspeld een nieuw stelsel in toepassing te zullen brengen in het seinen. Hij wilde namelijk over een en denzelfden draad twee berichten gelijktijdig overbrengen, en op zijne uitnoodiging kwamen verschillende vakmannen bijeen om zijne nieuwe vinding te beoordeelen. De proef mislukte echter jammerlijk en de uitvinder, zoo als men hem toen spottend noemde, nam zijn ontslag uit de telegraafdienst.
Hij toog naar New-York en had daar het geluk de opmerkzaamheid op zich te vestigen, door den koersaanwijzer van de goudbeurs te verbeteren, hetgeen hem zulk een roep bezorgde, dat enkele telegraafmaatschappijen hem aan zich verbonden met een hoog salaris, waarvoor hij haar alleen het recht behoefde te schenken het eerste bod te mogen doen op alles, wat hij op het gebied der telegrafie zou uitvinden.
Van af dat oogenblik brak in zijn leven een keerpunt aan. Tot nu toe was hij niet veel meer geweest dan een zwerver, die het spreekwoord: twaalf ambachten en dertien ongelukken, in praktijk had gebracht, doch het ongevraagde jaarlijksch inkomen, dat hem op zulk eene toevallige wijze was toegelegd, stelde hem in staat zich geheel en al aan zijn lust tot onderzoek over te geven, zonder dat hij hoefde te vreezen, door een lastige dienst, over zijne kleine verzuimen op de vingers getikt te worden.
Hij toog aan den arbeid en zie, na een kort tijdsverloop was het dubbelseintoestel eene werkelijkheid. Bij zijne aankondiging daarvan trok men wel de schouders op, want men dacht aan de mislukte proef van Boston, maar hij overtuigde zelfs de meest ongeloovigen.
Toen hij eenmaal met het uitvinden begonnen was, hield hij niet op. In een ongeloofelijk kort tijdsverloop had hij op telegrafisch gebied niet minder dan een en tachtig verbeteringen of nieuwe toestellen uitgevonden en begon zijn naam zulk eene vermaardheid te krijgen, dat de verschillende telegraafmaatschappijen hem het goud met handen vol toewierpen, alleen om zijne vindingen op hare lijnen te mogen toepassen.
De rijkdommen konden zijn geest niet verlammen. Integendeel, hij gebruikte de verkregen schatten om proefnemingen op groote schaal te doen en er was een tijd dat hij aan honderden handen werk gaf.
Ondertusschen was hij gehuwd na zijn naam voor goed gevestigd te hebben door de uitvinding van zijn telephoon, en vertrok naar Menlo-Park bij New-York, dat hij geheel naar zijn smaak had laten inrichten en van waar ook al de uitvindingen kwamen, die de wereld sedert in verwondering hebben gebracht.
In ons volgend nommer zullen wij hem daar een bezoek brengen, wanneer wij tevens de gelegenheid zullen vinden eene verklaring te geven van de wonderbare en toch zoo hoogst eenvoudige werktuigen, waarvan wij in dit nummer de teekeningen geven.