Uit het leven van koningin Elisabeth.
Gedurende de regeering dezer grillige vorstin, waaraan Engeland hoofdzakelijk de vestiging zijner macht op zee te danken heeft, en die aan menige voortreffelijke geesteseigenschap even vele vrouwelijke zwakheden en zelfs grove ondeugden paarde, was het gebruikelijk, dat alle engelsche dames die met het hof van Windsor in betrekking stonden, onderwezen moesten zijn in de klassieke letterkunde. Zoo kwam het dat de jonge hertogin van Somerset niet alleen den naam had van ongewone vaardigheid te bezitten in het distilleeren van sterke dranken, maar ook dat zij van alle hovelingen zich in de grieksche taal het sierlijkst uitdrukte. Onder deze geleerde dames moest de koningin buiten twijfel een der voornaamste zijn, en in het grieksch was zij ook inderdaad niet onervaren. Ten gevolge van deze beoefening der oud-klassieke literatuur ontwikkelden zich aan het hof van Elisabeth zeer zonderlinge gebruiken en kreeg de smaak er een gansch eigenaardige richting. Zoo was men onder anderen gewoon om, wanneer de verstin een adellijke familie kwam bezoeken, haar bij hare intrede in het bevoorrechte huis door ‘Penaten’ of huisgoden te doen begroeten en door Mercurius in de vertrekken te doen binnenleiden.
Zelfs de banketbakkers der dochter van koning Hendrik VIII hadden kennis van de oude godenleer. Aan tafel werden de belangwekkendste metamorphosen van Ovidius in beeld ten toon gesteld en de glanzende suikerkorst van een rozijnenkoek prijkte met een kunstig bas-relief der verwoesting van Troje. Begaf de koningin zich na den eten in den hof, dan viel haar oog op Tritons en Nereïden, die langs de boorden der vijvers geplaatst waren. De pages verkleedden zich als nymphen en kwamen halverwege van uit de bosschaadjes waarin zij zich verscholen, te voorschijn, terwijl verscheidene bedienden, volkomen als satyrs vermomd, over de weiden stapten.
Toen Elisabeth eens door de straten van Norwich reed, trad uit een troep goden, die ter verheerlijking van den intocht der koningin den Olympus verlaten hadden, de liefde-god Cupido te voorschijn die haar een gouden pijl, den besten uit zijn koker, aanbood, welke, gelijk hij verzekerde, onder den invloed eener zoo onwederstaanbare bekoorlijkheid gewis het ongevoeligste hart zou treffen. Dit geschenk nam de ‘maagdelijke koningin,’ niettegenstaande zij reeds vijftig jaren telde, met welwillenden dank aan.
Men moet intusschen niet meenen dat Elisabeth zich onderscheidde door bijzondere lichamelijke schoonheid; zij was integendeel in vele opzichten leelijk. Zij had een mager gezicht, kleine oogen, eenigzins opgetrokken lippen, eene vooruitspringende arendsneus, slechte tanden en zoo weinig haar dat zij eene roode pruik placht te dragen. Desniettemin schikte zij zich met overdreven ijdelheid op en liet met al hare zuinigheid, waardoor zij zich anders kenmerkte, een garde-robe van niet minder dan vier duizend kleedsels na.
Toen in het jaar 1581 de hertog van Anjou naar Engeland overkwam met het doel om naar de hand der koningin aanzoek te doen, ontving zij hem in de prachtigste zaal van haar paleis te Whitehall. Boven die zaal was een vertrek dat zij tot haar privaat gebruik had uitverkoren en dat men den naam van ‘het slot der volmaakte schoonheid’ gegeven had. Vier jonge cavalieri uit de eerste familiën in den lande, vereenigd onder de vaan van een ridder, die zich Desire - zooveel als Verlangen - noemde, zouden dit ‘slot der volmaakte schoonheid’ gaan belegeren ten einde de destijds acht-en-dertigjarige bewoonster machtig te worden. Met een aardig gedicht, dat van vleierij en loftuitingen overvloeide, riepen zij den commandant, met andere woorden de koningin, ter overgave op. Deze wilde daarvan echter niets hooren, waarop de belegeraars twee stukken klein geschut losten, waarvan een met rozenwater en het ander met heerlijk riekend poeiër geladen was. Toen ook deze aanval vruchteloos bleek, namen de belegeraars hunne toevlucht tot stormladders en begonnen met bloemen, wierook en minnedichten te werpen, in de stellige meening dat zij thans zeker waren van den zege. De koningin deed nu echter met eenige harer hofdames een uitval en weerde zich zoo dapper dat de beleefdheid Desire noodzaakte zich over te geven.
Een der grootste liefhebberijen van Elisabeth was het dansen, waarin zij zich dagelijks oefende op de muziek eener kleine viool, die zij zelf bespeelde.
Op de bruiloft ter gelegenheid van het huwelijk tusschen de dochter van den graaf van Worcester en den graaf van Bedford verscheen ook de koningin. Zij was uitgedost als een fee en werd door acht ridders in een rijken stoe