de producten zijner rijke steenkolen- en ijzermijnen, door zijne machtige stoomwerktuigen en practische inrichtingen op technisch gebied, maar evenzeer door de onnavolgbare gouden en zilveren werken door het land ten toon gesteld, door zijne producten van brons, email en bovenal door de boven alle beschrijving prachtige en kostbare meubelen, welke die der Franschen naar de kroon steken. Eene zonderlinge industrie vormen de vele deels zeer elegante, deels zelfs weelderige voorwerpen uit papier vervaardigd. Prachtige schotels, beschilderd als het fijnste porselein, een reusachtig groote schoorsteenmantel, die in een vorstelijk salon niet misplaatst zou zijn, pendules, zelfs standbeelden trekken het oog aan door kleurenpracht en fijnheid van bewerking, en toch is alles uitsluitend van papier vervaardigd. De notaris van Nergenshuizen kon van zijne bewondering niet bekomen bij het zien van al die voorwerpen voor huiselijk gebruik of van weelde, vervaardigd uit zulk eene schijnbaar broze grondstof; hij roemde het vernuft der Engelschen, die het zoo ver in de papiermakerskunst gebracht hadden.
‘Bezie uwe manchetten, uw boord, uw overhemd, het is alles papier wat ge aan hebt; het zou mij niet verwonderen, dat we over een jaar of tien geheel en al in papier gekleed zijn,’ merkte de Franschman lachend aan. ‘Thans reeds maakt men er niet alleen meubelen, maar zelfs schoorsteenen, wagenraderen, vloeren, ja schier gansche gebouwen van, en een Engelschman heeft eenigen tijd geleden den voorslag gedaan, de kiel der zeeschepen met papieren platen te bekleeden; dit is inderdaad reeds op een engelsch vaartuig toegepast, en het papieren pantser, over de koperbedekking aangebracht, heeft niet alleen eene lange reis naar Indië weêrstaan, maar die bedekking bovendien zoo goed geconserveerd, dat ze niet den minsten hinder geleden heeft van de mossen en schelpdieren, die zich anders aan de kiel vasthechten en de vaart van het schip bovendien zeer vertragen.’
Al pratende hadden wij de engelsche expositie den rug toegekeerd en bevonden we ons, zonder de lange zeereis natuurlijk, in Amerika, met name de Vereenigde Staten. Men kan niet zeggen, dat het ‘Verre Westen’ op de wereldtentoonstelling te Parijs eene bijzonder schitterende plaats bekleedt; de ruimte is zeer beperkt voor een zoo uitgestrekt land als de Vereenigde Staten, en ook de qualiteit der tentoongestelde voorwerpen gaat over het algemeen niet boven het middelmatige. Slechts de verzameling landbouw- en andere werktuigen, waarop de jongste ontdekkingen der wetenschap toegepast zijn, is zeer merkwaardig, zoo als bijv. de naar verkiezing door stoom of door paarden in beweging gebrachte maaimachines, die niet slechts het graan snel en zuiver langs den grond afsnijden, maar het tevens in schoven binden, zoo dat er slechts twee handen noodig zijn om de schoven in het afgemaaide veid op te zetten; arenlezers zijn geheel overbodig, daar geen enkele halm aan de grepen van het solide werktuig ontsnapt. In de annex der amerikaansche tentoonstelling bewondert men de natuurvoortbrengselen van twee jeugdige amerikaansche Staten, in het uiterste westen gelegen, Oregon en Washington. Eene smalle kuststrook uitgezonderd, waren die uitgestrekte gewesten voor een twintigtal jaren nog schier geheel onbekend, en thans reeds leveren zij de keur van de kostbaarste vruchten, wier grootte en uitmuntende qualiteit de algemeene verbazing wekken. De stengels der verschillende graansoorten zijn schier zoo dik als ons gewoon riet en de halmen zijn gevuld met de zwaarste korrels. Die verwijderde streken wachten slechts op menschenhanden om de voorraadschuren van eene halve wereld te worden. Eene opmerkelijke bijzonderheid voor ons, Europeanen: het kleinste in genoemde Staten gebezigde geldstuk doet 10 amerikaansche centen, d.i. 50 centiemen belgisch.
Van Amerika stappen wij weêr naar Europa [over;] Zweden en Noorwegen grenzen aan het [... der Y]ankees, op het Marsveld ten minste Intusschen gevoelt men reeds dadelijk, dat men zich hier in het hooge noorden bevindt, ondanks de verstikkende atmosfeer, die hier den afgeloopen zomer heerschte. Kolossale modelkachels, prachtige pelzen, huiden van witte vossen, ijsberen en rendieren, houten afsluitingen, versterkende. en verwarmende dranken, - dit alles duidt genoegzaam aan, dat wij ons hier in het rijk van ijs en sneeuw bevinden, en niet minder de modellen van sneeuwschaatsen, sleden, enz. Hoe interessant al die voorwerpen ook zijn, wij haasten ons dit kille gewest te verlaten, en warmer en meer door de natuur gezegende oorden op te zoeken. De zaak is uiterst gemakkelijk; twee schreden - en we bevinden ons onmiddellijk in het land van de warme zuiderzon en den eeuwig blauwen hemel, in het gezegende gewest, ‘wo die Citronen blühn,’ in het schoone Italië.
Hier is alles schittering en leven, - eene weêrspiegeling van Italië's zon en Italië's hemel. Prachtige voorwerpen in brons en ivoor, in goud en zilver lachen u aan; romeinsche, byzantijnsche en florentijnsche mozaïeken, schitterende marmersoorten, kostbare paarlen en koralen, venetiaansche glasen kristalwerken, slank en elegant van model, onmetelijke spiegels met veelkleurige lijsten, die u als zonnestralen tegenschitteren, - al die voorwerpen verraden hunne zuidelijke afkomst en vormen eene zonderlinge tegenstelling met de noordsche expositie, welke wij zoo even verlieten. Wanneer wij ons weêr voortspoeden, werpen wij eerst nog een blik achterwaarts, om, in een sprong, in Japan aan te landen. Dat wij bij dien reuzensprong den hals niet breken, mogen wij dank wijten aan de fransche bouwmeesters, die op zulk eene gemakkelijke wijze de zeeën op zij gezet en de verst verwijderde landen aan elkander geschoven hebben.
De overgang is groot; geene elegante of weelderige vormen meer, maar aardewerk en porselein in de zonderlingste gedaanten; reuzenvazen met tallooze monsters beschilderd, die den bezoeker woest aanstaren en een helschen rondedans schijnen uit te voeren; afschuwelijke goden en godinnen, in onmogelijke houdingen en gedaanten, van brons, steen of porselein, fantastische standbeelden met grijnzend aangezicht en uitpuilende oogen, die ons in eene geheel andere wereld verplaatsen; doch ondanks al het wonderlijke in den vorm, is de fijnheid en schoonheid van het aardewerk en het doorzichtige porselein niet te miskennen; er bevinden zich exemplaren onder, die bijna tegen goud opgewogen worden. Door al den glans van het helle rood en goud verblind, door den aanblik dier duizenden fantastische figuren verbijsterd, ontvluchten wij deze afdeeling, maar eene caprice van de ontwerpers der tentoonstelling heeft ditmaal twee grenslanden werkelijk naast elkander geplaatst, en van Japan het aangrenzend China binnenstappende, zijn wij in zeker opzicht van Sylla in Charybdis verzeild.
Na zoovele landen bezocht te hebben, mogen wij echter wel eenige verpoozing zoeken en onze pen voor eene week laten rusten.
J.A.V.