De zeehond.
Een der merkwaardigste familiën van de klasse der zoogdieren is zeker die der vinvoeters, welke in alle groote zeeën der koude en gematigde luchtstreek, alsmede in sommige zoetwater-binnenzeeën worden aangetroffen. Tot deze familie behooren ook de robben of zeehonden, die in de meeste voorname wateren der aarde voorkomen en een gewichtige rol spelen in het dierenleven in den Oceaan. Het talrijkst zijn de zeehonden in de koude luchtstreek, zoowel bij den noordals den zuidpool; in de zeeën der warme en meer gematigde zone vindt men er slechts weinige, terwijl men er tot heden nog geen in de tropische zeeën heeft ontdekt.
In de wateren van het noordelijk halfrond der aarde leven de meeste, in die van het zuidelijk halfrond de merkwaardigste en belangwekkendste robbensoorten. Vele onzer lezers zijn wellicht door afbeeldingen of wel door levende of opgezette exemplaren met het eigenaardig uiterlijk van den zeehond bekend, en het zal hun bij de beschouwing daarvan opgevallen zijn dat dit beest, zonderling genoeg, het midden houdt tusschen een viervoetig dier en een visch. Zoowel door den ronden vorm van den kop en de uitdrukking van zijn gelaat, als door den levendigen, schrandoren blik zijner zachte, schoone oogen heeft het een treffende overeenkomst met den hond. Door zijn kegelvormigen romp en zijn eigenaardige pooten gelijkt het daarentegen veel op een visch.
Zijn voorpooten zijn kort en ineengedrongen, breed uitloopend en onder van scherpe, sterke klauwen voorzien. De voeten, waarvan de vingers of teenen door zwemvliezen aan elkander verbonden zijn, staan nauwelijks een handbreedte van het lijf af en verrichten ongeveer denzelfden dienst als een scheprad van een stoomboot, terwijl de achterpooten bijna evenwijdig met den romp naar achter zijn uitgestrekt. De kuit van het achterbeen is zeer kort, en de voet op dezelfde wijze gevormd als die van de voorpooten, met dit verschil echter dat het vlies tusschen de teenen opeengevouwen is wanneer het dier niet in het water is, terwijl het bij 't zwemmen uitgespreid wordt en eveneens de plaats vervangt van een scheprad. De ruggegraat is zeer veerkrachtig en wordt door sterke spieren heen en weêr bewogen, hetgeen 't zwemmen zeer vergemakkelijkt. Vandaar dat de robben in het water groote vlugheid ten toon spreiden, maar daarentegen op het ijs of op het land zich zeer moeielijk bewegen, te meer nog omdat de achterpooten bij het loopen geen dienst doen.
De zeehonden leven meest aan de kusten, slechts weinig in de volle zee. doch door de moeite die zij hebben cm op vasten grond vooruit te komen, vindt men ze zelden diep het land in. Des daags liggen zij, zich koesterend in de zon, bij voorkeur op het strand of op rotsblokken, van waar zij met ongeloofelijke snelheid in de diepte der zee springen, zoodra zij er in het minste gestoord worden. Zulk een op het land neêrgezeten zeehond is een volmaakt beeld van rust, traagheid en gemak, maar niet minder ook van onschadelijkheid, want de robben doen mensch noch dier kwaad. En den mensch brengen zij niet alleen geen schade toe, maar strekken hem tot nut en voordeel. Immers, de Eskimo's en de Indianen aan de noordoost- en noordwestkust van Amerika, alsook gansche volkeren die in het noorden bij de eeuwigkoude kusten van de IJszee wonen, danken hun voedsel en hun kleeding bijna uitsluitend aan deze dieren.
Wie de robben ooit in hun natuurlijken staat aan het zeestrand heeft gadegeslagen, zal zich tot hen aangetrokken hebben gevoeld want zij hebben iets innemends, wij zouden haast zeggen iets bekoorlijks over zich, dat onfeilbaar invloed moet uitoefenen. Vooral krijgt men ze lief als men ze daar in min of meer groot getal bijeenziet en waarneemt hoe zij met de grootste liefde en zorg hunne jongen opvoeden en verplegen en hen met volkomen doodsverachting tegen de aanslagen hunner voornaamste vijanden, den ijsbeer en den mensch, trachten te beschermen. Levend gevangen, is de zeehond gemakkelijk te temmen, betoont hij groote gehechtheid aan zijn meester of verpleger, dien hij reeds op verren afstand herkent, en geeft hij blijken van buitengewone slimheid en leerzaamheid.
Voor den mensch zijn de zeehonden nuttig door hun eetbaar vleesch, hun sterke huid, die zoowel tot leer als tot pels verwerkt wordt en daardoor ons een menigte voorwerpen schenkt, en eindelijk door hun overvloedig spek en vet, hetwelk hen tegen de lage temperatuur waarin zij leven bestand maakt, en waaruit een voortreffelijke levertraan bereid wordt, welke niet bij die van den walvisch achterstaat.
Aanzienlijk is het gebruik dat de mensch van zeehondenvel maakt om zich te kleeden. Laarzen van zeehondenleer zijn dan ook zoo warm en waterdicht dat ze jagers, visschers, voetreizigers en allen die veel aan weêr en wind zijn blootgesteld, niet genoeg kunnen worden aanbevolen. De behaarde huid van den zeehond, vooral die der jonge, bij wie het haar kroezelig en lang is, verschaft kostelijke stof voor mutsen, mantels, jassen en andere kleedingstukken.
Sedert eenige jaren is de navraag naar zee hondenvellen en robbentraan zoozeer toegenomen dat tegenwoordig in het voorjaar uit alle voorname havens schepen vertrekken naar de Poolzeeën, en alsdan op de ijsvelden en de klippen in de nabijheid der kusten duchtig jacht gemaakt wordt op de troepen zeehonden welke zich daar ophouden. Die jacht heeft veel van een verwoeden, meêdoogenloozen uitroeiingsoorlog, waarbij jong en oud aan de speren, knuppels en messen van ruwe matrozen wordt overgeleverd. En hoe menigvuldig de zeehonden vroeger aan de kusten der Poolzee waren, ten gevolge van dien oorlog worden zij aan de europeesche kusten die onder den 62sten graad noorderbreedte liggen hoe langer hoe zeldzamer en trekken zij zich meer en meer naar het hooge noorden terug.
Op bijzonder groote schaal wordt in de laatste jaren de zeehondenjacht uitgeoefend in de Behringstraat, tusschen Azië en Amerika, waar het vleesch dezer dieren gezouten en als ruilwaar in den handel gebracht wordt. Voornamelijk heeft men het daar gemunt op de zoogenaamde jonggezelrobben. d.i. de jonge mannekens welke nog niet gepaard hebben en in afzonderlijke troepen gescheiden van de ouden leven.