De Belgische Illustratie. Jaargang 11

[p. 57]

[Nummer 8]

De verbranding der schuldbekentenis.
(Episode uit het leven van Karel V.)

Het kan niet ontkend worden dat onze groote Vlaamsche steden zeer veel hebben bijgedragen tot het geluk, waarmede Karel V zijne talrijke oorlogen gevoerd heeft. Onder de regeering van dien vorst hadden Antwerpen, Brugge en Gent, door hun handel en nijverheid, een zoo hoogen trap van welvaart bereikt, dat zij terecht onder de eerste steden der wereld gerekend werden, en de handeldrijvende burgers spreidden eene weelde ten toon die zelfs den naiever van koningen en prinsen opwekte.

De gravure welke wij hier voor ons hebben, stelt een feit voor dat de muze der geschiedenis met rechtmatigen trots heeft opgeteekend, en dat te gelijk getuigenis aflegt van den grooten rijkdom waarin ons land zich destijds verheugde, en van de liefde die de Belgen den keizer toedroegen.

Karel V had van een antwerpsch koopman, met name Daens, eene som van twee millioen franken geleend, welke voor een zijner krijgs-

karel v bij fugger. naar c. becker.

[p. 58]

tochten benoodigd waren geweest. Toen hij in de Schelde-stad kwam, stapte hij bij Daens af om de schuld te betalen; de koopman ontving den monarch recht vorstelijk, en toen men, na een kostbaar maal gebruikt te hebben, van tafel opstond, wierp hij de door den keizer geteekende schuldbekentenis van twee millioen in den helder vlammenden haard met de woorden: ‘Ik ben reeds meer dan genoeg betaald door de eer welke Uwe Majesteit mij van daag heeft aangedaan.’

Zoo luidt het verhaal in onze volksoverleveringen; door sommige geschiedschrijvers wordt echter het tooneel van het voorval in Duitschland geplaatst en Fugger, een beroemde bankier uit Augsburg, als de vrijgevige geldschieter genoemd. Volgens hen logeerde Karel V eens bij gemelden bankier, toen deze een pijp kaneel, destijds een zeer schaarsche specerij, in den haard legde en haar aanstak met de acceptatie van een zeer belangrijke som, welke hij den keizer geleend had.