Parijs en de wereldtentoonstelling.
XII.
Men heeft veel misbruik gemaakt van de uitdrukking: dit of dat voorwerp, deze of die afdeeling op de tentoonstelling is alleen eene reis naar de tentoonstelling waard; zoo de uitdrukking gezegd kan worden niet van overdrijving vrij te zijn, een ander geval is 't met het Trocadero, - een onvergelijkelijke verzameling, of liever, eene talrijke collectie verzamelingen van oudheden. De vorige week brachten wij een bezoek aan de middeleeuwsche manuscripten; zetten wij thans onze reis op het Trocadero voort en werpen wij een vluchtigen oogslag op de verdere wonderen van het ongeëvenaarde museum.
Wat mag daar ginds te zien zijn, waar de menigte zich zwijgend verdringt? Treden wij insgelijks naderbij. Zie, een menschelijk geraamte, maar niet gaaf meer en het hoofd gescheiden van den romp, de romp van de beenen. Geen wonder, het geraamte behoort toe aan den eersten volksstam die Frankrijk bewoonde, aan een der overoude Galliërs, die strijdbare zonen van het grijze Gallië. Wat beteekenen dat lange mes, die half doorroeste lansen, die overblijfselen van een loggen wagen naast dat uitgebleekte geraamte? Zoo werd het gevonden diep onder de aarde verborgen, - in een graf van twintig eeuwen. Een Galliër had men opgedolven, begraven op zijne strijdkar, aan zijne zijde de geliefkoosde wapenen door hem in den oorlog gebruikt, benevens het trouwe ros, dat hem in het slaggewoel droeg. Met den dooden krijger was alles begraven, waaraan hij bij zijn leven zijn hart hechtte; zelfs de gouden ring dien hij ten teeken zijner waardigheid als hoofdman aan den vinger droeg, dat alles is nog duidelijk te onderscheiden - na twintig en meer eeuwen misschien.
Wij kunnen ons echter niet in bijzonderheden verdiepen: de tocht zou schier eindeloos worden en onze ruimte is beperkt. Wij zijn dus gedwongen veel merkwaardigs voorbij te gaan: die uitgebreide verzameling oudheden uit het meer van Brienne, die aantrekkelijke schilderstukken uit de middeleeuwen, die collectie standbeelden, onder welke het schoone hoofd van Phidias, een onnavolgbaar meesterstuk; - overigens, schilderen beeldhouwkunde zijn op het Trocadero slechts schaars vertegenwoordigd, als had men begrepen, dat geene concurrentie mogelijk was met de onmetelijke zalen van het Louvre, opgevuld met al wat de oudheid en de middeleeuwen in deze beide takken der kunst voortreffelijks aanbieden. Wij worden echter geboeid door de volledige muntverzamelingen; meerendeels door particulieren ingezonden, beginnende met de Grieken en Romeinen en zich aansluitende bij de munten van den tegenwoordigen tijd. Een bijzonder gemak is het voor den bezoeker, dat bij de meeste munten in het kort alle noodige ophelderingen gevoegd zijn: het (vermoedelijke) jaar of tijdstip der verschijning, onder welke Regeering ze geslagen zijn, enz. Op deze wijze worden penningverzamelingen onder het bereik van het publiek gebracht, wat niet altijd gebeurt.
De verzameling gricksche munten is minder volledig; hierbij sluiten zich echter andere oudheden aan, in het hart van het griecksche volksleven grijpende, als looden platen, inscriptiën bevattende van vragen, welke aan het orakel te Dodona gedaan werden, of bronzen platen, gebruikt bij den verkoop of de vrijlating van slaven. Bezienswaardig voor alles is echter de rijke verzameling romeinsche munten, te beginnen met die, welke onder de republiek geslagen werden. Het schijnt wel, dat het strenge romeinsche volk van dien tijd Sparta tot voorbeeld had genomen, want de munten van de republiek zijn uitsluitend uit ijzer vervaardigd en plomp en zwaar. De as grave, waarvan verscheidene goed bewaarde exemplaren in de collectie, die wij op het oog hebben, gevonden worden, weegt niet minder dan vier romeinsche ponden; het zijn dikke, vierkante platen, zoodat gewicht en vorm samenwerkten, om die munten voor handel en vervoer zoo bezwaarlijk mogelijk te maken. Zelfs voor de nog onverbasterde en ijzersterke Romeinen van dien tijd moeten die loggge, zware geldstukken juist geen doelmatig ruilmiddel geweest zijn. Het is echter waar, dat het republikeinsche Rome niet gewoon was zijne naburen met geld, maar veeleer met het zwaard te betalen.
De as librale, een eeuw of wat jonger, heeft reeds den doelmatiger ronden vorm, maar is nog altijd zwaar en onhandelbaar, zoodat geen koopman of handelaar van dien tijd er aan denken kon aanzienlijke geldsommen mede te voeren; doch naarmate men verder gaat, vermindert het gewicht, al blijft het ijzer nog altijd de eenige grondstof voor de romeinsche munten. De stempels blijven plomp en grof, en stellen meestal zeer onvolkomen gevormde dierenkoppen voor.
De republiek heeft echter Carthago ten onder gebracht en Griekenland overwonnen; maar het overwonnen Griekenland zal op zijne beurt de veroveraars overwinnen door zijne beschaving en hun aan de geheimen der kunst deelachtig maken. Ook de kunst van het muntslaan, in Griekenland sedert lang tot volkomenheid gebracht, zal dit land zijn overwinnaar mededeelen, en zoo zien wij spoedig het ijzer door het edel goud en zilver vervangen, en de lichtere geldstukken verkrijgen weldra eene fijnheid en volkomenheid van uitvoering, die verwondering wekt. Vooral onder het keizerrijk neemt de graveerkunst een hooge vlucht, blijkbaar aan de talrijke munten van alle romeinsche keizers met de fijn besneden koppen en lauwerkransen, - munten, die na zeventien, achttien eeuwen nog zoo glanzend en zuiver zijn, alsof ze zoo even de smeltkroes verlaten hadden.
Even compleet is eene collectie van alle munten in westelijk Europa, van den val des keizerrijks tot Karel den Groote geslagen, even als eene verzameling fransche munten onder de regeering der Merovingers, zorgvuldig gerangschikt naar de Verschillende steden, waar zij vervaardigd werden. Wat de Zoogenaamde barbaren ook van de romeinsche overheerschers hadden aangenomen, zeker niet de geheimen van het muntslaan, want de typen, die wij hier vereenigd vinden, zijn plomp en log en slechts eene verre nabootsing van de grieksch-romeinsche munten; eerst in later eeuwen, met name onder de regeering van Lodewijk den Heilige, wordt het munten wederom eene kunst, en die zich in zooverre van de romeinsche onderscheidt, dat de geldstukken veel dunner en daardoor handelbaarder zijn, al verdwijnen ook de kunstrijke bas-reliefs der eersten.
Hoe volledig echter ook de muntverzamelingen zijn, ze nemen toch slechts eene betrekkelijk kleine ruimte in beslag; veel meer in het oogvallend zijn de merkwaardige inzendingen van oude aardewerken; prachtig inderdaad zijn de producten der pottebakkerskunst - eene ware kunst in vroeger tijd - uit Italië, verschillende streken van Frankrijk en niet het minst uit Delft afkomstig. Die heerlijke vazen, bekers, schotels enz. beschouwende, die ieder op zich zelven een kunststuk zijn, wordt men verzoend met de voorliefde der oudheidkundigen voor de middeleeuwen, door bevooroordeelde schrijvers met zulke donkere kleuren afgemaald. Inderdaad, is het niet de hoogste roem onzer tegenwoordige fabrieken van aardewerk, een getrouwe nabootsing te geven van wat voor eeuwen in dezen tak van nijverheid voortgebracht werd?
Ook in het emailleeren en de bewerking van edele metalen waren de vroegere eeuwen onze meesters: de inzendingen van het Trocadero bewijzen zulks nogmaals. Welke onnavolgbare kunstwerken toch leveren zijn zalen op: prachtvolle gouden en zilveren reliquieënkasten, waarvan iedere groep, iedere figuur den beitel van den beeldhouwer waardig is; koffers en doozen, fijn besneden en met ivoor ingelegd, gouden of zilveren standbeelden, wier grootste waarde in hunne bewerking bestaat.
Wat te zeggen van de schoone verzameling wapenrustingen uit alle eeuwen, van den romeinschen helm en het borstharnas der middeleeuwen tot de pantserbedekkingen, nog na de uitvinding van het buskruit in gebruik? Ook het buitenland, vooral Spanje, heeft kostbare bijdragen geleverd, van welke sommige daarenboven eene groote geschiedkundige waarde hebben. Men ziet er de ijzeren of stalen wapenrustingen der beroemdste mannen van hun tijd, en niet het minst staat de bezoeker verbaasd over de ongemeene grootte en zwaarte dier maliënkolders en harnassen, waaronder de middeleeuwsche ridders en vorsten zich met eene gemakkelijkheid bewogen, als hadden ze een licht linnen kleed om hunne leden geslagen.
Eindigen wij echter; eene verzameling van al wat de oudheid en de middeleeuwen in kunst en industrie merkwaardigs aanbiedt, wordt niet in weinige kolommen beschreven; overigens, men moet de schoone collectiën zien om ze te kunnen genieten en tot de overtuiging te komen, dat de duivel lang zoo zwart niet is als hij afgeschilderd wordt, of liever, dat wij, verlichte zonen der negentiende eeuw, in menig opzicht nog veel te leeren hebben van een tijdvak, waarop alleen uit onbekendheid of vooroordeel gesmaad wordt.
J.A.V.