Het kleine in de natuur.
(Vervolg en slot.)
De vermeerdering dezer plantjes geschiedt met zoo buitengewone snelheid, dat men ze letterlijk kan zien groeien en zich ontwikkelen. Hier volgt de oogst bijna onmiddellijk op den zaaitijd. Pasteur deed een nauwelijks zichtbaar scheutje biergist in zuiver water, waarin hij kandijsuiker, amoniac en zwavelzure zouten had opgelost, en zeer spoedig raakte de suiker aan 't gisten, d.w.z. de plantjes begonnen te groeien en zich te vermenigvuldigen, terwijl zij koolzuur uit de suiker, stikstof uit de amoniac en mineraalstof uit de posphor trokken.
Indien men weet dat een enkele kubieke decimeter meer dan 1150 millioen dezer plantjes bevat, dan kan men berekenen hoeveel er in eenige uren in een vat gistend bier gekweekt worden. Voor de ontzaglijke hoeveelheid welke men tot uitkomst zal krijgen, moet echter het menschelijk verstand evenzeer stilstaan als voor den omvang van het hemelruim.
Indien men ziet dat deze Lilliputters der schepping ons brood, onzen wijn en ons bier helpen bereiden, en nog in vele andere dagelijksche werkzaamheden rechtstreeks betrokken zijn, kan het geen verwondering baren dat menigeen aan de studie van hun geheimzinnig en verborgen leven zijn tijd en zijne krachten gewijd heeft.
Niet minder belangrijk is het na te gaan welke rol het onzichtbaar kleine in den onmeetlijken Oceaan speelt en van hoeveel invloed zij zijn op het gestel van den mensch.
Zekere J. Reinhold, de reisgenoot van den beroemden Cook, ontdekte 't eerst dat de verschillende eilanden in de Zuidzee aan de snelle vermeerdering der koralen hun ontstaan te danken hebben. Met het bloote oog bijna niet zichtbare polypen bouwden hier gevaarlijke riffen, en werden daardoor de schrik der zeevaarders. De koralen vormden ondiepten en klippen, en met eene even verontrustende als verwonderlijke snelheid veranderden zij den bodem der zee, en bouwden zij eilanden midden in den Oceaan. Het was alsof op deze koloniën der nietige diertjes een toren van Babel moest verrijzen, die wel niet tot aan den hemel zou reiken, maar toch ver boven de oppervlakte der omliggende zee zou uitsteken.
Een ander merkwaardig verschijnsel is het lichten der zee. In sommige zomernachten ziet men over de golven langs de kust vurige kronkels loopen, die aan den voet der duinen ophouden en waaruit bij elken slag der baren vonken schieten; zelfs het vochtige zand op den oever glimt onder de voeten van den wandelaar en midden in de zee schitteren met hellen gloed eene menigte van vuurliniën.
Wat is de oorzaak van dit vreemd verschijnsel? Een klein rond diertje ter grootte van een speldeknop, doorschijnend als kristal en bedekt met een soort uitslag welke door de natuuronderzoekers ‘mammaria’ of ‘noctiluca’ genoemd wordt. Door hun buitengewone talrijkheid verspreiden deze diertjes een zoo fellen glans dat de oppervlakte der zee een gestemd firmament gelijk is.
Bij deze oneindig kleine dieren en planten is de snelheid waarmede zij zich vermenigvuldigen niet minder opmerkenswaardig dan hunne kleinheid. Wij willen slechts één voorbeeld aanhalen. De vroeger genoemde Ehrenberg heeft berekend dat er uit een enkel plantje in vier en twintig uur een millioen en in vier dagen 140 billioen voortkomen. Een kubieke centimeter tripelsteen bevat 41 millioen diertjes (gallionella distans) en dezelfde ruimte wordt ingenomen door een billioen zevenhonderd en vijftig millioen gallionella ferruginea. Welnu, er zijn tripellagen van 40 voet breedte en meer. Wie veel van rekenen houdt, kan hier zijn hart ophalen.
Bovendien zijn er nog andere lagen, die bijna uitsluitend door dergelijke infusie-diertjes gevormd worden. In 1837 ontdekte professor Regius in Stockholm den waren aard van het bergmeel waarmede de Laplanders zich voeden wanneer de oogst mislukt is. Het bestaat bijna uit niets anders dan uit overblijfselen van infusarii. De bloedregen, het meteoor-papier, dat van den hemel neêrvalt, de groene en roode kleur welke het water in poelen en moerassen soms heeft - ziedaar alle verschijnselen die eveneens door zulke microscopische diertjes worden te weeg gebracht.
Den 26en januari 1845 deed men in de nabijheid van Dover, op de zuidkust van Engeland, door middel van 140 centenaars kruit, dat door een electrische vonk werd ontstoken, een kalkrots van twintig millioen centenaars springen om den weg voor de ijzerbaan te openen. Tegen welken vijand werd wel die geduchte batterij gericht? Tegen een zoo zwakken dat men met een enkelen vingerdruk duizenden van zijn geslacht vernietigen kan. De kalkrotsen worden namelijk gevormd door infusie-diertjes.