[Nummer 7]
Een goede gelegenheid.
Die arme hengelaars! zoo zoo luidt het oordeel van hen die met de bezigheid van wie zij aldus spottend beklagen niet bekend zijn. Zij begrijpen niet hoe het mogelijk is dat er in onzen tijd nog menschen zijn die er vermaak in kunnen scheppen om uren lang met het geduld van Job aan den waterkant te staan, te vergeefs hopend iets te vangen en honderdmaal het lokaas vernieuwend, dat telkens van den haak gerukt wordt zonder dat de dief er aan blijft hangen.
Voor hen die de vischvangst met den hengel beoefenen heeft zij nochtans zeer veel bekoorlijks, en het is ook inderdaad een aangename uitspanning. Het vermaak heeft echter, als ieder ander, ook zijn lasten en bezwaren, en een der voornaamste is wel dat men in vele gevallen een zeer ‘gevaarlijke’ houding moet aannemen. De Visscher op onze gravure doet daarvan de bittere ervaring op. Rustig over de leuning van de brug hangende en aan niets denkend dan aan zijn hengel. vermoedt hij niet dat deze of gene grappenmaker, als bij voorbeeld zijn vriend de jager, die met een goedgevulde weitasch vroolijk huiswaarts keert, in de verzoeking zou kunnen komen om.... klets!.... de verbeelding des lezers vulle het overige aan. Moge de hengelaar het niet kwalijk opnemen. dat zijn vriend van de goede gelegenheid, heeft gebruik gemaakt om zijn spierkracht te toonen!
een goede gelegenheid, naar david col. - salon van brussel in 1878.