Bij den sjachelaar.
Bij den eersten aanblik van die binnenkamer en die twee personen raadt men reeds wie we hier voor ons hebben. De oude man die daar met een pijp in den mond zit, is een van die gewetenlooze kerels die zonder onderscheid alle voorwerpen welke hun worden aangeboden, koopen, hetzij ze op eerlijke wijze verkregen zijn of niet. Als men ze maar voor een geringen prijs wil laten, kan men zeker zijn bij hen er ‘af te komen.’
De jongen die voor hem gezeten is, behoort tot de veelbelovende knapen die in de kunst der schelmerij worden opgeleid. Hij schijnt er reeds eenige vorderingen in gemaakt te hebben. Hij heeft een voordeeligen koop gedaan en onderhoudt daarover den sjachelaar, die zich in stilte verheugt over de winst welke hem de goede transactie, door zijn leerling gesloten, bezorgen zal.