tusschen God en de zielen in het vagevuur plaatsen om hare verlossing af te smeeken, dagteekent van eeuwen herwaarts en getuigt andermaal welke schat van troost, opbeuring en dichterlijkheid in de kerkelijke feesten besloten ligt, en deze schijnen des te glansrijker uit, sedert de tijdgeest vermeend heeft de eeredienst voor de dooden tot eene koude, huiveringwekkende eenvoudigheid te kunnen brengen, of beter gezegd afgestorvenen uit de herinnering te verbannen.
Waarom, inderdaad, eene herinnering aan die beenderen, aan die asch wijden, als er nooit eene onsterfelijke ziel in hem gewoond heeft! Nochtans, welke verwoesting die ontzielende denkbeelden reeds hebben te weeg gebracht, is men er niet in gelukt de herinnering aan de dooden te dooden, zelfs niet in den geest van het lichtzinnigste volk van Europa, dat is het fransche. Integendeel, daar, zelfs in het moderne Babylon, zoo als men zegt, in Parijs, houdt men eene wezenlijke vereering van de dooden in acht - al is deze dan ook meermaals heidensch.
Wie heeft nooit Père Lachaise, het beroemde kerkhof van Parijs, bezocht? Reeds op verren afstand van die stad der dooden, bekomt men de bewustheid dat men haar nadert, en wat men rechts en links van den met hooge en spitse boomen omzoomden weg, die derwaarts leidt, ziet, geeft de overtuiging dat men eene vereerde plek te gemoet treedt. Door eene rij van winkels, waar doodkisten, grafmonumenten, kruisen, immortellenkronen, enz., opgestapeld liggen, bereikt men het doodenveld, waar, gelijk trouwens overal, de militaire celebriteiten doorgaans de prachtigste gedenkteekens hebben!
Die plek van meer dan honderd bunder groot en waar reeds zoovele geslachten rusten, wordt dagelijks door een ontelbaar getal personen, meestal nieuwsgierigen, bezocht; doch op Allerzielendag stroomt half Parijs naar die heuvelige en met marmer, graniet en steen overdekte vlakte, om er eene hulde te brengen aan de dooden die er rusten. Dames en kinderen in rouw en met immortellenkronen als beladen, leggen daar een hulde op het graf neêr dat zij willen vereeren. Voor velen houdt de vereering daar, op dat punt, op; anderen treden de kapel binnen en knielen en bidden en herinneren zich een oogenblik hunne jeugd en hunne vorstelijke opvoeding.
In onze Vlaamsche gewesten wordt die dag door alle katholieke familiën in eere gehouden; de kerken dragen den rouw en den ganschen dag stroomt eene talrijke menigte de kerken in en uit om dien dag in het lof, dat alom, in alle tempels, met bijzondere plechtigheid gevierd wordt, te eindigen. Aalmoezen worden op dien dag, ook ten huidigen dage, veelvuldig gegeven; doch of men buiten nog de treffende gewoonte vindt, zoo als hier en daar vroeger bestond, dat de rijke boer op dien dag kosteloos voor den arme werkt, is ons onbekend. Mocht die oprecht kristelijke gewoonte nog in eenig hoekje van België voortleven!
In eenige diocesen van Frankrijk offerde men, op den Allerzielendag, in de kerk eenig koren. Welk was de beteekenis van dat offer? Reeds in de verste oudheid was het koren, in de voren geworpen om daar weldra te ontkiemen en op te schieten, het zinnebeeld der opstanding, der herleving, en wel eener machtige, duizendvoudige herleving. Immers, een enkele korrel herleeft in een schat van korrels! - heerlijk denkbeeld, dat de amerikaansche dichter Longfellow zoo prachtig vertolkte in zijn Mondanim, en hetwelk onze west-vlaamsche zanger Guido Gezelle zoo meesterlijk in onze taal overbracht.
De Allerzielendag leeft altijd diep in het gemoed van ons vlaamsch volk voort. Noch de verwoesting van de godsdienstige woelingen in de 16e eeuw, noch de bemoeiingen van Joseph II, den koster van Weenen, zoo als men hem spottend noemde, noch de bloedige verdrukking van het sansculottism, dat alles vertrapte, noch de inwerking van het protestantism onder Willem I, noch die welke de moderne tijdgeest aanwendt, hebben in het hart van ons volk de eeredienst voor de dooden kunnen dooden, omdat het waar is wat Lamartine zegt en wat wij hooger aanhaalden:
‘Les oublier, c'est s'oublier soi-même’
hetgeen Beets, in eenigzins aan Wordsworth ontleend denkbeeld, prachtiger vertolkt dan de fransche dichter, door te zeggen dat niets de herinnering aan onze dooden in het hart eener moeder verdooft,
‘Dat nooit zijn kindren telt of telt