De maanvereering.
Dat der maan, evenals de zon en andere sterren, door de ouden goddelijke eer bewezen werd, zal onze lezers voorzeker niet onbekend zijn. Bij de volken die, van de Joden afgescheiden, het geloof aan één Opperwezen verloren en dientengevolge in het heidendom verzonken, was die vereering algemeen, en hoezeer ook in strijd met onze juistere godsdienstbegrippen, is dit geenszins onbegrijpelijk. Al spoedig toch moet men den invloed opgemerkt hebben die de hemellichamen op sommige verschijnselen onzer aarde en daardoor op het leven en welzijn van den mensch uitoefenen, en daar men nu van die werkingen de ware oorzaken niet kende, schreef men ze toe aan de macht van bepaalde godheden.
De Grieken en Romeinen vereerden de maan onder veelvuldige namen en gedaanten. Zoo was zij als Hekaté een soort gedrocht met drie van elkander afgewende hoofden, die de verschillende phasen, de wassende, volle en afnemende maan, voorstelden. In dezen vorm werd zij voornamelijk op het eiland Samothraki in Thessalië, als ook te Thebe en Athene gehuldigd.
De Luna der Romeinen was afgebeeld als een vrouwelijk wezen in een deels wit deels rood gewaad en met een brandenden fakkel in de hand.
Als Diana droeg de maangodin eveneens een vlammenden fakkel in de rechterhand; in de andere hield zij echter twee slangen en een boog en pijlen hingen op de schouders en den rug, terwijl zij in een wagen zat die door twee witte herten werd voortgetrokken, hetgeen te gelijk licht en beweging moest te kennen geven. Daar het maanlicht de ondernemingen van den jager begunstigde, was Diana ook de godin der jacht, en het is daarom dat men haar op vele antieke schilderijen in jachtkleedij ziet.
Ook de uit de zee opstijgende, met rozen omkransde Aphrodite of Venus was slechts een andere gedaante waarin de ouden de maangodin vereerden; eveneens was dit het geval met Ceres, die een korenschoof op het hoofd droeg, want de landman meende bij zijn arbeid de gunst der maangodin niet te kunnen missen.
De Scythen, de Arabieren en de Perzen aanbaden insgelijks het zachte licht van den nacht. De plechtigheden waarmede hun vereering gepaard ging, waren zeer eenvoudig en natuurlijk. Zij maakten daarbij geen gebruik van tempels en altaren. In de vrije lucht, op den top van een berg, brachten zij de volle maan hunne offers, terwijl een hunner magi den lof der godheid verkondigde. Overigens, bij alle volken die zich hoofdzakelijk met landbouw en veeteelt bezighielden, kenmerkte zich de eeredienst door buitengewonen eenvoud. Hetzelfde geldt voor de Letten, bij wie men nog heden ten dage gebruiken en liederen aantreft die op deze vereering wijzen.
Een zeer zonderling en woest karakter had daarentegen de maanvereering bij de oude Egyptenaren, die den satelliet onzer aarde onder den naam van Isis aanbaden. Bij gelegenheid van de feesten die ter eere van deze godheid gevierd werden, slingerde men een ezel boven van een rots in den Nijl, verminkte daarop zich zelf met zwaarden en messen en beging de dolste dwaasheden die men kan uitdenken. Deze wonderlijke plechtigheden, die meer een ruwen afrikaanschen stam dan een in vele opzichten zeer beschaafd volk waardig waren, vonden met verloop van tijd ook ingang bij de Grieken en Romeinen, waar de overheid vaak met geweld de Isisdienst moest te keer gaan. De Ethiopiërs of Abyssiniërs richtten voor de maan een prachtvollen tempel op, die na hunne bekeering tot het Kristendom den H. Geest werd toegewijd.
Dat de keizers van China zich voor afstammelingen van de sterren houden is overbekend. Het is een gevolg zoowel van de vereering der hemellichamen in 't algemeen als van die der maan in het bijzonder. Elke nieuwe en volle maan werd voorheen in China met veel luister begroet en de geboortedag van den vorst op den dag van de nieuwe maan in februari bepaald; geheel het vrome China was echter in de hoogste mate opgewonden en ontsteld zoo er alsdan een zons- of maansverduistering plaats had. Niet minder plechtig wordt tegenwoordig nog de maan vereerd door een gedeelte der inboorlingen van Pegu in Achter-Inrdië; de niet-kristelijke bevolking van de portugeesche kolonie Gox in Voor-Indie valt biddend op de knieën zoodra de nieuwe maan zich vertoont. De Negritos of Negrillos der onder Spaansche heerschappij staande Philippijnsche eilanden, die ten oosten door den Stillen Oceaan en ten westen door de Chineesche Zee bespoeld worden, zien de sterren voor kinderen van de zon en de maan aan, en hunne priesteressen - priesters hebben zij niet - brengen deze beiden hulde door milde plengoffers van.... varkensbloed, waarmede zij ook de vergaderde geloovigen zekere grillige figuren op het voorhoofd teekenen.
In geheel Amerika, doch vooral in het zuiden van 't vastland, was vóór de heerschappij der Spanjaarden de maanvereering zeer verspreid. In Florida en vele andere streken van Midden-Amerika begroette men de maan met dans en gezang. De daar wonende Indianen, die even als de oostersche volken een zondvloed aannemen die het meerendeel der toen levende menschen verzwolg, gelooven dat de maan voor het eerst te voorschijn kwam toen het water weêr weggeloopen was en het land op nieuw zichtbaar werd. De oorspronkelijke bewoners van Guyana denken dat in de maan een reus opgesloten zit, die het misnoegen van den Grooten Geest opwekt, en brengen het gestarnte op gestelde tijden rijke offeranden om zoodoende den armen man langzamerhand uit zijn gevangenschap te verlossen. De Peruanen, die bijna alles vergoodden dat naar hunne meening tot nut of nadeel strekte, vereerden, buiten de zon, de planeten, de zee, de bergen, den bliksem en den donder, ook de maan, waaraan zij in de tiende maand van 't jaar honderd schapen offerden. De plechtigheid werd opgeluisterd door een verblindend fakkellicht, en de geloovigen hielden gedurende vier dagen de weelderigste drinkgelagen, die gewoonlijk eindigden met eene algemeene beschonkenheid.
Dat de heidensche volksstammen die bij den Noordpool wonen, de maan goddelijke eer bewijzen, kan ons niet verwonderen. Eenmaal 's jaars offeren zij haar hecatomben van elanden en rendieren, die zij onder zekere plechtigheden van kop tot teen verbranden. Een zelfde vereering van de maan vinden wij bij de oude Pruisen, die tusschen de Niemen en de Weichsel gevestigd waren, alsook bij vele der voormalige bewoners van noordelijk Rusland. Bij de Germanen waren het voornamelijk de Saksers en Anglen die de maan als godheid vereerden. Zij stelden haar voor in de gestalte eener vrouw met een mantel om die veel gelijkenis had met een monnikspij, en die een kort onderkleed bedekte op welks borst de maansikkel schitterde. Aan deze vereering heeft de tweede dag onzer week, maandag, zijn naam ontleend.
Naast de maan ging bij de oude Saksen ook het zevengesternte - de Pleiaden der Grieken - voor goddelijk door; gelijk de Hellenen diende ook den Saksers de opkomst van deze zeven sterren (in mei) als een teeken dat de scheepvaart geopend, en de onder gang er van (in october) dat zij gesloten was. Thans nog draagt de gevel van menige boerenwoning in Sleeswijk eene afbeelding van het zevengesternte en den maansikkel.
Hebben wij door eene reeks van voorbeelden uit de meest verschillende deelen en luchtstreken onzer aarde aangetoond hoe ver de vereering der maan zich vroeger uitstrekte, niet minder heeft zij tegenwoordig nog plaats onder de beschaafde volken. Bij dezen mist zij echter haar godsdienstig karakter. Geen der sterren die des nachts aan den hemel flonkeren spreekt zoo deelnemend tot 's menschen gemoed als de maan; zij stort kalmte en troost in zijn hart, en zoolang er met rede en gevoel begaafde schepselen op de aarde leven, zullen er minnende en dichterlijke zielen zijn die de maan hunne stille vreugde en smart toevertrouwen.