een ijzeren weg. Dat was echter niet het gevoelen der amerikaansche ingenieurs en de linie is aangelegd geworden. De treinen doen hun geregelde dienst door de ‘Aleghani Mountains.’ en de reiziger, de handelsbediende kan, huiselijk in een sleeping-car ingericht, zonder vermoeienis het opgaan der zon in een der schilderachtigste streken der wereld bijwonen. (Zie de gravure op bladz. 12) Deze plaats heet ‘de kromming van het hoefijzer.’ De moeielijkheden, die de aanleggers van de linie echter daar ter plaatse ontmoetten, waren van dien aard, dat zij die door omwegen moesten overwinnen. De ijzeren weg beschrijft er tallooze kronkelingen langs de rotsachtige zijden van den berg; de benaming van hoefijzer geeft er slechts een flauw denkbeeld van. Herhaalde keeren vertoonen de treinen zich weder in de vallei, maar telkens in een hoogere luchtlaag. De twee treinen, welke men op onze gravure ziet, volgen dezelfde richting en dank zij de tallooze krommingen van den weg zou men zeggen, dat zij tegen elkander inrijden.
Aan reizigers, die veel van hevige gemoedsaandoeningen houden, kunnen wij gerust een uitstapje met den ‘Pensylvanian railroad,’ aanbevelen. Men kan zich niets grootscher en tegelijk angstwekkender voorstellen, dan het gezicht van een trein, die op de lengte van een engelsche mijl negentig voet stijgt op een ter nauwernood genoegzaam breeden weg, gekapt in de zijden van een loodrechte rots en omzoomd door een afgrond, die dieper wordt naarmate men hooger stijgt. Op den top gekomen bevindt men zich op een bergvlak, van waar men het gansche Alleghanygebergte overziet en het gezicht alleen begrensd wordt door den horizon.