De afrekening.
Boer Hannes is naar de stad ter markt geweest. Tot op een cent heeft hem zijne vrouw voorgerekend wat hij moet vragen voor de groote en kleine boonen, voor de appelen, peren en pruimen, welke hij op zijn rug heeft meê genomen en waarvoor hij verschillende kruidenierswaren moet meê brengen. Hij heeft goede zaken gedaan, doch van het stuivertje dat er overgeschoten is, hoeft vrouwlief niets te weten; nu het echter op afrekenen aankomt, schiet hem zijn geheugen te kort. Hij weet alles nog wel, maar hij kan toch niet bekennen, dat hij een paar halfkens gedronken heeft, en de sukkel zit in benauwdheid nu zijne dierbare wederhelft hem aantoont, dat er nog wat aan te kort komt. De beurs is echter leêg en het geheugen laat hem in den steek, zoodat hij ten slotte wel tot bekentenis zal moeten komen. Het triomfantelijk gezicht der vrouw over de ontdekking van het tekort en het peinzend gelaat van den man zijn zuiver weêrgegeven en laten niet den minsten twijfel over beider gevoelens mogelijk.