De tabak.
(Vervolg en slot.)
Eenigen tijd daarna bezocht een reiziger het eiland Malta en vond er logies bij den prior der Maltezer-orde, wien hij uit dankbaarheid een pakje snuif aanbood. Men mag gerust aannemen, dat de tabak op Malta spoedig naar waarde werd geschat, want welda was er het poeder van den prior even populair geworden als dat van de koningin in Frankrijk.
In Italië werd de nieuwe plant ingevoerd door prelaten uit den vreemde, die in Frankrijks hoofdstad met Jehan Nicot kennis hadden gemaakt, en de Italianen herdoopten de keerkringplant zoo dikwijls en gaven haar zulke zonderlinge namen, dat de grootste liefhebber van het nieskruid haar onder die namen onmogelijk zou herkend hebben.
In 1656 werd de tabak door John Hawkins in Engeland ingevoerd en kort daarna liepen de hoogste personnages van het land door de straten van Londen met een smeulend tabaksblad in de hand, welks rook zij opsnoven. Men moet hierbij wel in aanmerking nemen, dat de wereldbekende lange pijpen nog niet bestonden.
Wat de Turken aangaat, wier hartstocht voor de tabak spreekwoordelijk is geworden, zij leerden het gebruik er van eerst in het begin der zeventiende eeuw kennen, te gelijker tijd met de Perzen.
Niet zoodra begon zich de tabak algemeen te verspreiden of zij haalde zich den haat van alle wetgevers op den hals. Koningin Elisabeth verbood er het gebruik van in haar rijk en machtigde alle rijksbeambten de snuifdoozen, waar zij ze vonden, in beslag te nemen. In Transsylvanië bedreigde in 1689 eene ordonnantie de planters van tabak met verlies hunner goederen en strafte de gebruikers met eene boete van 2 tot 300 florijnen. Sultan Amurad IV, de schach van Perzië, en de groothertog van Moscovië wisten geen beter middel om de snuivers van hunne drift te genezen dan hun den neus te laten afsnijden, doch het kruid van Nicot kwam al die vervolgingen roemrijk te boven, vooral toen de fransche koningen het in bescherming namen en er een handelsartikel van maakten.
Hoe het mogelijk geweest is, dat de tabak zich zoo algemeen heeft kunnen verspreiden, in weerwil van de hardste wetten, is een geheim, dat nog niemand heeft kunnen oplossen, doch een der machtigste oorzaken van die verspreiding is wellicht in de ijdelheid van den menschelijken geest te zoeken.
‘De ondervinding,’ zegt een fransch schrijver, ‘leert, dat de meeste menschen niet voor hun vermaak rookers zijn geworden, - want de eerste proeven worden gestraft met eene smartelijke hoofdpijn en misselijkheid, - doch meer om de groote menschen na te apen. De jonge Romeinen mochten zich eertijds niet met de mannelijke toga bekleeden dan nadat zij pijnlijke proeven