dien geheimzinnig teederen angstkreet van zijne moeder onder talrijke blatende schapen gehoord; het dringt huppelend, dartelend door de menigte en, zonder aarzelen, staat het aan de zijde van zijne beangste moeder. Ook de herder verstaat die spraak.
Zullen wij ook van 's menschen trouwsten vriend, den hond gewagen, die hem over de geheele aarde vergezelt, die, alleen onder de dieren, het maatschappelijk en huiselijk leven werkelijk deelt? Wij merken alleen op, dat zijn stemgeluid talrijker in klanken is, dan dat van eenig ander dier, de zang der vogels uitgezonderd. Het is als of zijne hartstochtelijke liefde en trouw jegens den mensch zijne spraak hebben verrijkt; want het is niet aannemelijk dat hij, in de wildernis levende, zoo velerlei klanken zou voortbrengen. Zijn gehuil is een langgerekte kreet, die een door droefheid en smart diep geschokt gemoed verraadt, en den mensch, vooral des nachts, zelfs weemoedig stemt; zoodat de bijgeloovige daaruit wel eens een voorteeken van den naderenden dood trekt. In vreugde is hij uitgelaten; zijne stem klinkt als een schaterlach. Ook zijne gebaren zijn onbedrieglijke tolken van zijne gemoedsaandoeningen. Het is wellicht daaraan toe te schrijven, dat de mensch, als door die liefde en trouw overmeesterd, dit dier dikwerf eene overdrevene, eene hem onwaardige teederheid betoont.
MARIA HENRIETTA VAN OOSTENRIJK, KONINGIN VAN BELGIË.
(Naar een photographie van de H.H. Gebr. Ghémar.)
En hoe ontzagwekkend is het gebrul van den, zelfs in zijne kooi opgesloten, leeuw! Het is den rollenden donderslag gelijk; het is de stem van den machtige, van den sterke, die den angst om het hart slaat.
Er bestaat intusschen een groot verschil in de spraak van de dieren, wat den rijkdom van klanken betreft. De dieren, die een eenzaam leven leiden, zijn arm aan klanken, maar hunne zintuigen zijn scherper ontwikkeld. Waartoe zou hun de spraak ook dienen? Zij behoeven slechts voor eigen persoonlijke veiligheid te waken. Zij spreken derhalve meer door gebaren en houding, omdat zij op hunne scherpe zintuigen, het gezicht, het gehoor, den reuk enz. bogen. De vos is hiervan een treffend voorbeeld. De dieren, daarentegen, die een gezellig leven leiden, zijn door een hechten band, waarvan hun bestaan afhangt, verbonden. Dat maatschappelijk leven eischt eigendommelijke karaktertrekken, vermogens, noodzakelijk tot behoud en bescherming der leden onderling. De Schepper heeft ze deze dieren met milde hand toebedeeld: onderlinge toegenegenheid, die tweespalt uitsluit en den gemeenschappelijken arbeid bevordert; trouw, die waakzaamheid; zorg, die opwekking, waarschuwing kweekt. Deze dieren openbaren die karaktertrekken door hun eigenaardig stemgeluid, dat ook ons niet misleidt.
De perken van dit opstel, waarin wij slechts een vluchtigen blik op de spraak der dieren werpen, laten niet toe, over de levenswijze en zeden van verschillende dieren breed uit te weiden, en het besprokene door feiten te staven. Het zal intusschen voldoende zijn, enkele ons welbekende dieren te noemen, den invloed van hun stemgeluid en hunne samenleving eenigermate aan te toonen.
Op het erf, onder het pluimgedierte, schittert de fiere, prachtige haan. Hoe beteekenisvol is zijn taal en zijn gekraai! Hij roept, hij vermaant, hij waarschuwt en wekt de hennen op.