Parijs en de Wereldtentoonstelling.
II.
Zoo bevond ik mij dan te Parijs, de onmetelijke wereldstad, de stad der paleizen, der boulevards en der tuinen, de toongeefster der mode, het middelpunt van al wat goed is en kwaad; wel de grootste niet, maar de prachtigste, de schitterendste, de rijkste stad der wereld. Ik zal niet pogen den indruk te beschrijven, dien Parijs bij haar eerste binnentreden op mij maakte; ik wil op deze plaats niet spreken van de breede straten met hare woelige menschenzee en haar langen sleep van rijtuigen, met hare hooge huizen, die als zoovele paleizen mochten gelden, - eerst later zal ik gelegenheid vinden mijnen lezers stuksgewijze iets naders van de reuzenstad te doen kennen, want ik moet eerlijk bekennen, dat ik mij haastte mij naar mijn hotel te begeven, om in de letterlijke beteekenis van het woord het reisstof van mij af te schudden, door een tocht van bijna twaalf uren gedurende een brandend heeten dag in overvloed opgedaan.
Gansch Parijs is eene opeenhooping van prachtvolle partieele tentoonstellingen: tentoonstellingen van kunst en nijverheid, van oudheidkunde en geschiedenis; elk museum en paleis, ieder magazijn of winkel schier is eene expositie op zich zelve, opgevuld met de schatten der natuur en der kunst, met de producten uit alle deelen der aarde en uit alle eeuwen hier bijeengebracht. Mij voorbehoudende in mijne latere schetsen op de merkwaardigheden van Parijs terug te komen, verwachten mijne lezers van mij, dat ik hen in de eerste plaats binnenleid in de tentoonstelling der tentoonstellingen, in de groote, de internationale, de zoogenaamde universeele expositie op het Champ de Mars en het Trocadéro. Ik wil dan ook gulweg bekennen, dat het den morgen na mijne aankomst mijn eerste werk was de grootsche en uitgestrekte gebouwen te bezoeken, waar de geheele wereld elkander rendez-vous gegeven heeft en dat dagelijks ongeveer honderdduizend bezoekers tot zich trekt.
De terreinen der parijzer wereldtentoonstelling zijn gelegen in het westelijk gedeelte der stad, onmiddellijk aan de Seine grenzende, welke Parijs over haar geheele lengte van het oosten naar het westen doorsnijdt. De terreinen zelven bestaan uit twee uitgestrekte pleinen: het Marsveld (Champ de Mars) en het Trocadéro-plein, door de Seine van elkander gescheiden en met elkaar verbonden door de Jénabrug, een der zeventien of achttien vaste bruggen in Parijs, die over de geheele lengte der rivier de beide Seine-oevers met elkander in gemeenschap brengen.
De eigenlijke tentoonstellingsgebouwen met hunne reusachtige ingangen en overdekte galerijen bevinden zich op het Marsveld, waar al de voortbrengselen der kunst en nijverheid van de geheele wereld vercenigd zijn; gedeeltelijk in steen, hoofdzakelijk van glas en ijzer gebouwd, beslaat het langwerpig vierkant van het tentoonstellingspaleis eene kolossale ruimte, groot genoeg om niet alleen de duizenden en duizenden voorwerpen, uit alle deelen der aarde hier samengebracht, eene behoorlijke en doelmatige plaats te verschaffen, maar ook om de tienduizenden bezoekers te bevatten, zonder gevaar voor de minste stremming in de passage. De onmetelijke ruimte neemt die tienduizendtallen in zich op, zoo als de zee de tallooze vaartuigen bevat, zonder dat men voor eenige botsing behoeft te vreezen.
Het Trocadéro met zijne hooge koepels en torens is geheel in steen gebouwd in den vorm van een hoefijzer, en bestemd om als een blijvend aandenken aan de wereldtentoonstelling van 1878 behouden te blijven; de gemeenteraad van Parijs heeft het reusachtige gebouw, de stad der paleizen waardig, voor drie millioen franken van het Gouvernement overgenomen. Tusschen beide hoofdgebouwen, met de Seine in het midden, verheffen zich eene menigte kiosken, paviljoenen, werkplaatsen, annexen en andere inrichtingen, ieder op zich zelven merkwaardig wegens den rijkdom of de zeldzaamheid der voorwerpen, welke zij bevatten, terwijl heerlijk groene aanplantingen, bloemperken, waterpartijen en fonteinen eene bekoorlijke afwisseling aanbieden.
De lezer vergeve mij deze eenigszirs droge opsomming, die tevens als inleiding kan dienen voor onze verdere tentoonstellings-bezoeken; ik meende dat ze tot recht verstand van mijne verdere schetsen noodzakelijk, en dus ter plaatse was.
Jules Verne heeft in een zijner romantische werken eene reis om de wereld in 80 dagen beschreven; wezenlijke reizigers met vleesch en been - natuurlijk Amerikanen en Engelschen - hebben eene dergelijke reis sedert nog in korter tijd volbracht. Van de parijzer wereldtentoonstelling kan men zeggen, dat zij de mogelijkheid geopend heeft in twee of drie dagen eene reis om de wereld te maken, en niet op de vleugelen van de stoomkracht, maar op zijne eigen beenen, of, wanneer men zulks te vermoeiend vindt, in een gemakkelijken leunstoel gezeten, voortgeduwd door een geduldigen commissionair, tegen zooveel en zooveel sous per uur.
Inderdaad, wanneer men de gebouwen der tentoonstelling doorgewandeld is, heeft men ten naastenbij alles gezien, wat natuur en kunst in alle wereldstreken onzer uitgestrekte aarde aanbiedt, als droeg eene wonderkracht ons snel als de gedachte en veilig, als bewoog men zich in zijne kamer, van land tot land, van volk tot volk; ja, ik ben overtuigd, dat een opmerkzaam beschouwer in een paar omwandelingen door de tentoonstelling meer zal weten te vertellen, dan John Bull of de Yankee, die om eene weddenschap van zooveel duizend ponden of dollars in vijftig of zestig dagen de wereld rond gestoomd is.
Bij mijn eerste bezoek op de expositie had ik geen vast plan, dan alleen dit, dat ik mij onledig hield voor mijne volgende bezoeken een eenigszins geregeld plan te maken. Ik liet mij dus leiden, bijna waar het toeval het wilde of mijne phantasie mij heenvoerde: ik wilde het terrein verkennen en trachtte dus zooveel wegs mogelijk af te leggen. Daarom hield ik mij dien dag nergens lang op; noch voor de zoo aantrekkelijke zalen der schoone kunsten, noch voor de mij toewenkende in volle werking zijnde stoommachines, noch voor de duizenden kostbare of vreemdsoortige voorwerpen der industrie, noch zelfs in de nederlandsche expositie, in den uitersten hoek van het paleis; ik was een zwerver gelijk, alles oppervlakkig ziende, doch niets diep in mij opnemende; het was eene spoorwegreis door de tentoonstelling..... op mijne eigen beenen.
Toch had ik een doel: het ontmoeten van een ouden kennis. Niet mijn zwaarlijvigen reisgezel van den vorigen dag, aan wien ik op dat oogenblik zelfs niet dacht, die waarschijnlijk evenals ik op het Marsveld rondwandelde en bij nader inzien zich wel overtuigd zal hebben, dat het even licht is zich zonder nadere aanwijzing in de baronie van Breda rendez-vous te geven als op de parijzer wereldtentoonstelling, zoodat het in 't geheel geen verwondering kan wekken, dat ik den gemoedelijken notaris dien dag en de eerstvolgende dagen volstrekt niet te zien kreeg: - wien ik echter zocht, was een vriend mijner jongelingsjaren, dien ik sedert lang uit het oog verloren had, en van wien ik eerst onlangs bij toeval vernam, dat hij in het uiterste westen van Amerika een tweede vaderland gevonden had en door den Staat Oregon met de eervolle taak belast was, dien jeugdigen Staat op de wereldtentoonstelling te Parijs te vertegenwoordigen.
Mijne lezers zullen het gevoel billijken, dat mij, zelfs te midden der mij omringende wonderen, naar den ouden vriend dreef, dien ik in geen tien jaren gezien had, even als mijne vreugde toen ik hem weêrzag, gerijpt door de ervaring en de jaren wel is waar, maar in zijn hart nog de loyale vriend van eertijds, mededeelzaam en opgeruimd en vóór alles sprekende van den tijd der jeugd en van het wel verlaten, maar niet vergeten vaderland.
Hoewel als vertegenwoordiger van een Noord-Amerikaanschen Staat met bezigheden overladen, bood hij mij gulweg zijne diensten aan, om mij zoo dikwijls mogelijk in die wereld der parijzer expositie tot wegwijzer te strekken en mij door zijne inlichtingen van dienst te zijn, wat ik natuurlijk met graagte aannam, een weinig voor