De heilige Elisabeth van Hongarije,
landgravin van Thuringen.
Het ideaal des menschelijken levens, alles wat de geest zich schoons en liefelijks kan denken, al het groote en verhevene, waarvoor een menschelijk hart kan kloppen, zachtaardigheid, opoffering, vergevensgezindheid, liefde, heldenmoed vindt men terug in de heiligenwereld der katholieke Kerk. In die geheiligde namen herbloeit ons het paradijs; zij zijn de welsprekende getuigen van den hoogeren oorsprongvan het menschelijk geslacht; hunne levens zijn als de draden, door God in de geschiedenis derwereld geweven, maar wier einden men in den hemel terugvindt; uit dien bloemenhof stijgen geuren op, zooals slechts kunnen opstijgen uit de beemden van het paradijs; in een wereld, waarin het profane al het edele en groote in den mensch zou verstikken, zijn hunne namen als wijsvingers naar omhoog; zij herinneren ons aan de kracht van den geest, aan de kracht van de liefde, aan de levendmakende kracht des geloofs, en mogen zij ons ook beschamend in de ooren klinken, zij houden niettemin den moed en het vertrouwen levendig en wekken nu en dan ons heimwee naar wat wij menschen in onze taal het ideaal heeten, maar wat slechts een heimwee is naar de ons aangeboren bestemming.
Begrijpen wij allen wel wat een heiligenleven is? Wij kunnen ons een beeld scheppen van wie de wereld groote mannen noemt, van de werking van hun geest, van den strijd hunner driften, van de drijfveer hunner handelingen; maar dat geheimzinnig bestaan van wat men een heiligenleven noemt, zal den meesten wel een geheim, een verborgenheid zijn.
Hier opent zich een afgrond van het gemoedsleven, dien zeker niet het oog van den ongewijde vermag in te dringen; hier staat men voor eene verhevenheid van zieleleven, ter welker beschrijving zich alleen de Dantes mogen aangorden; hier staat men op geheiligden grond, dien men slechts blootvoets mag betreden. De meerderheid der menschen, alleen stoffelijke behoeften vierend, mist het orgaan om zulke grootheden zelfs waar te nemen, grootheden, die slechts leven in het geloof, wier tempel zich de Kerk van Kristus heet.
Maar deze grootheid paart zich in de meeste gevallen aan beminnelijkheid en liefelijkheid. Verlangt gij een beeld van deze harmonische samensmelting van kristelijke deugden, de weemoedig schoone figuur van de heilige Elisabeth van Hongarije, aan den schoonen naam van heilige trouw, den schoonen naam van moeder en echtgenoote parende, rijst voor ons oog op. Wat zijn bij deze figuur al de geïdealiseerde gestalten der dichtkunst, zij wier leven een Kristelijk epos was, vol zielegrootheid en heldenmoed, die den luister der wereld kende, de verrukkingen voelde van echtgenoote en moeder, maar ze adelde in de liefde Gods; die, koningin geboren, de armen als broeders en zusters aanzag, die den smaad en de verdrukking gekend heeft, maar in plaats