De kustloopers en Downing hadden op die wijze in drie uren tijds niet minder dan zes en vijftig schildpadden gevangen.
Nadat men den buit in de booten had geborgen, gingen we eieren zoeken. Gewapend met een stok, verspreidden zich allen over de zandbank en peilden het zand, waar sporen van schildpadden te zien waren. Het is echter niet altijd eene gemakkelijke taak ze te ontdekken, want de golven en ook de wind vegen deze sporen bijna geheel uit. Alvorens naar Hetera terug te keeren, hadden wij achttien nesten gevonden, waarin zich bijna zevenhonderd eieren bevonden.
De vangst was goed geweest, waarom het maal gekruid werd met allerlei vroolijke gesprekken. Het meest werd echter gesproken over de schildpaddenvangst en ik hoorde er menige merkwaardige bijzonderheid.
De schildpadden met den groenen mantel zijn in die streken zoo overvloedig, dat vijf of zes mannen gedurende zes maanden alleen van hare vangst zouden kunnen leven.
De schildpaddenjacht op de kusten van Florida geschiedt niet altijd op dezelfde wijze. Aan de mondingen der rivieren spannen de schildpad visschers somtijds groote netten met wijde mazen, waarin de schildpadden gevangen worden.
Anderen gebruiken een harpoen, doch de schildpadden hebben in dat geval zulk eene groote kracht, dat men mij de geschiedenis van een Caraibiër mededeelde, wiens boot gedurende twee nachten en een dag door een geharpoende schildpad werd medegesleept. De arme Indiaan kon bij gebrek aan een snijdend voorwerp de koord, waaraan de harpoen met de schildpad was verbonden, niet doorsnijden.
Den volgenden morgen wekte Downing mij reeds vroeg en bracht mij naar zijn vergaarbak, waar de schildpadden geborgen waren, die wij den vorigen dag hadden gevangen. Daarna gingen wij met het geweer op de fazantenjacht, en keerden 's avonds vermoeid, doch met gevulde tasch naar huis terug.
Den tweeden dag nam de mulat mij mede in volle zee en wees mij een groot aantal schildpadden, die slapend op de stille wateren van den oceaan dreven. Downing had een zijner duikers meêgenomen, die zich nu gereed maakte te water te gaan.
Toen wij zes of zeven meters van de schildpad verwijderd waren, dook de duiker in de diepte en kwam naast de schildpad weêr boven water. Hij greep haar bij den staart en trok het dier aldus onder water. De schildpad ontwaakte en sloeg met de achterpooten: die beweging was voldoende om haar zoowel als den duiker boven water te houden, tot de boot genaderd was en mensch en dier daarin werden opgenomen.
Ik ga stilzwijgend mijn afscheid van de kunstloopers voorbij.
Toen ik mijn gastheer verliet, gaf hij mij eene groote schildpad, die driehonderd twee en vijftig kilogrammen woog, welke ik meê op de stoomboot nam, welke mij naar Savannah zou brengen. Ik bevool de zorg voor mijne schildpad een der matrozen aan.
Toen wij in de baai van New-York landden, vroeg ik:
‘Johnny, hoe gaat het met mijne schildpad?’
‘Ach, mijnheer!’
‘Wat wilt gij zeggen?’
‘Ach, mijnheer!’
‘Spreek, Johnny! Is zij dood?’
‘Neen, mijnheer!’
‘Wat is er dan gebeurd?’
‘Niets goeds! Zij is....’
‘Maar zeg dan toch, wat er gebeurd is!’
‘Zij is onderweg in zee gevallen.’
Ik geloofde dat slechte nieuws maar ten halve, waarom ik mij bij den kapitein beklaagde, die mij echter afscheepte met de woorden, dat hij niet verantwoordelijk was voor de bagage zijner passagiers.
Ik was boos, doch kon er niets tegen doen.
Toen ik den volgenden dag te New-York langs den Broadway wandelde, zag ik voor een hotel eene schildpad liggen, welke sprekend geleek op het dier, dat ik van Downing ten geschenke had gekregen en dat volgens Johnny in zee was gevallen.
‘Vergeef mij, mijnheer,’ zeide ik tot den eigenaar van het hotel, die voor zijne deur stond, ‘is het onbescheiden u te vragen, hoe gij aan deze schildpad zijt gekomen?’
‘In 't geheel niet, mijnheer; zij werd gisteren avond door twee matrozen hier gebracht, van wie ik ze kocht voor dertig dollars, goedkoop dus!’
‘Dat geloof ik wel, doch die schildpad is mij ontstolen en ik zal u die som terug betalen om mijn eigendom weêr in bezit te hebben.’
Ik vertelde hem wat er gebeurd was, doch hij wilde niets hooren van eene teruggave.
Een beroep op den rechter hielp mij nog minder, want hij lachte mij uit. Ik moest dus zwijgen, doch nam mij voor, een amerikaanschen matroos nooit meer mijn vertrouwen te schenken.