De Napolitaansche visschers.
De napolitaansche visschers of marinari vormen een afzonderlijk gilde onder de bevolking van Napels en zijn even fier op hun beroep, als een edelman op zijn adellijk blazoen. De visscher is dan ook de echte Napolitaan: hem ziet gij overal afgeschilderd, eenvoudig gekleed in een hemd en onderbroek, met eene phrygische muts op het hoofd, en soms met een rooden sjerp om zijn middel.
Men moet hem aan het werk, bij zijn moeielijke vischvangst zien, om zijne schoone vormen te bewonderen. Met onafgebroken inspanning wordt uit de zee een lange lijn door eene reeks visschers getrokken, die haar met beide handen vasthouden en achteruit loopen, terwijl hun lichaam naar achteren overhelt. In zulke houding vindt men hen dan ook steeds op de schilderijen afgebeeld, daar de kunst er niets aan zou kunnen verbeteren.
De marinaro draagt het hart zeer hoog, doch hij schaamt zich niet, in tijden, dat de zee onstuimig en de vischvangst onmogelijk of slecht is, te bedelen, daar hij de bedelarij als een eerlijk beroep beschouwt, dat hem in tijd van nood voor honger moet vrijwaren. Intusschen zal men hem nooit de dienaar van een ander zien worden, noch, zooals de lazaroni, allerhande ambachten zien verrichten. Zijn trots zou dit niet dulden, want hij beschouwt zich geheel vrij en zou deze vrijheid voor geen koninkrijk willen missen.
Wee hem, die het zou durven wagen hem te bespotten of een ongepast woord te geven, want zonder aarzelen zou hij zijn mes trekken en het den onbeschaamde in de borst stooten. Niet altijd komt men er zoo goed af als de zwitsersche officier, die naar de stad voer en zijn schuitenvaarder spottenderwijs vroeg: ‘Wel, vriend, zijn er nog altijd zooveel deugnieten te Napels?’ waarop deze gevat antwoordde: ‘Ja, excellentie, iederen dag komen er nog aan.’
Het grootste gedeelte van zijn trots ontleent de marinaro aan zijne ondernemingszucht. Hij schrikt er niet voor terug op een zwak vaartuig, die een niet zeer onstuimige zee naar de diepte zou slingeren, naar de afrikaansche kusten over te steken en zes maanden, een jaar, soms twee jaren, langs de gevaarlijke, onbekende kusten en weinig bezochte zeeën te zwerven. Op zekeren dag keeren zij terug met hun vaartuig vol koraal, doch waarvoor zij duizendmaal hun leven gewaagd hebben.
Het is bekend, dat de medailles voor het redden van schipbreukelingen, door Frankrijk alleen aan Napolitanen geschonken, ontelbaar zijn. Tijdens de blokkade en het bombardement van Gaëta, verbraken visschersbooten en zelfs groote van Napels en Ischia afkomstige schepen de blokkade, voeren dwars door de bommen de haven binnen, om de plaats van levensmiddelen en ammunitie te voorzien. Deze zeilvaartuigen en de eenvoudige roeibooten wonnen het in vlugheid van de piëmonteesche stoombooten, die op hen jacht maakten, en ontsnapten haar bijna altoos.
Onze gravure stelt zulk een napolitaanschen visscher voor, die afscheid neemt van zijn gezin. Zijne krachtige figuur komt duidelijk uit, en in de omhelzing van zijn kind ligt zelfs de mannelijke fierheid, die zijn kenmerk is. Aan de minste bijzonderheid is het te zien, dat de teekening op de plaats en naar het leven genomen is, en daarom heeft de schilderij ook eene eereplaats ingenomen op de schilderij-tentoonstelling te Parijs van het vorige jaar.