De stekelbaarsjes en hun nest.
Wanneer de rijtijd aangebroken is, welke duurt van het einde van mei tot het begin van juli, beginnen de stekelbaarsjes hun nest te bouwen. Met den bek zoeken zij allerlei kleine plantjes en mos, en stapelen deze, op de plaats, welke zij voor hun nest uitgekozen hebben, opeen, in een ronden vorm. Om het fondament der nestjes voor wegspoelen te behoeden, laten zij er zandkorrels of kleine steentjes op vallen, welke zij eveneens rondom zich zoeken. Met zijn bek tast het stekelbaarsje al deze kleine stukjes op elkander en strijkt er vervolgens, met eene eigenaardige sidderende beweging over heen, waarbij het een slijm afgeeft, dat als de kalk wordt van het kleine gebouw.
Al deze werkzaamheden worden met eene buitengewone zorgvuldigheid verricht. Men heeft stekelbaarsjes bezig gezien, die met den kop naar beneden zich recht boven hun nest plaatsten, om alles nauwkeurig te onderzoeken en vervolgens door het slaan met hun staart het water in beweging brachten. Indien dan een enkel halmke losraakte, drukten zij het met den kop vast, hoopten er nog meer op elkander, bestreken ze opnieuw met slijm, tot bij eene vernieuwde proef niets van zijne plaats bewoog.
Is aldus het fondament van het nest gelegd, dan haalt de kleine bouwmeester op nieuw stroo, grashalmen en kleine worteltjes, welke hij op zulk eene wijze legt en vastlijmt, dat er een soort van gesloten buis gevormd wordt, waarvan de binnenste doorsneê de grootte van een tweefrankstuk heeft.
Heeft het stekelbaarsje op deze wijze zijn met groote moeite en zorgvuldigheid gebouwd nest gereed, dan boort hij er aan eene zijde eene ronde opening in, welke hij zoo eften maakt, dat hij er gemakkelijk in kan gaan.
Is deze werkzaamheid afgeloopen dan trekt het stekelbaarsje zijn bruiloftskleed aan. Zijn rug, die gewoonlijk grauw of groenachtig is, gloeit nu van de vurigste kleuren, prachtig groen, blauw of zilverwit. De onderbuik verwissselt zijn zilverwitte kleur in een rozenrood, door een bloed- en oranjerooden gloed overgoten, naar gelang van zijn ouderdom.
Met deze ongewone kleuren getooid, zoekt het stekelbaarsje naar een wijfje, dat hij spoedig ontmoet. Hij voert het naar zijn nest, noodigt het uit hem te volgen en stoot het in zekeren zin vooruit, tot het zijn nest binnenzwemt. Na eenige minuten heeft het wijfje een aantal schoone gele eieren gelegd, en boort, daarna boven in het nest eene opening, waardoor het ontsnapt.
Het nest heeft nu twee openingen, zoodat den eieren voortdurend een versche waterstroom wordt toegevoerd, welke door de eene opening binnen- en door de andere weêr uitgaat. Daarop begeeft het manneke zich in het nest en schuift met eene sidderende beweging over de eieren. Nadat hij de beschadigingen van het nest weêr hersteld heeft, zoekt hij een tweede wijfke op en gaat zoo voort, tot het nest eene genoegzame hoeveelheid eieren bevat.
Is dit geschied, dan begint het stekelbaarsje de eieren uit te broeden. Tot dat doel wipt hij door den ondersten ingang in het nest, zoodat de kop tot aan de vinnen boven de bovenste opening uitsteekt. Zoo blijft hij liggen, en beweegt alleen den staart, waardoor het water in beweging komt, hetgeen noodzakelijk is voor de uitbroeiing.
Zonder tusschenpoozen vervult het vischke gedurende eene maand dezen plicht en verdedigt zijn broeisel met de grootste heldhaftigheid.
Tengevolge dezer vaderlijke zorgvuldigheid beginnen de eieren langzamerhand zwart te worden, wat het einde van den broeitijd aan-