Eene verkiezings-campagne.
Tafreelen uit Nederland.
Door J.A. Vesters.
Vijfde hoofdstuk.
De voorloopers der verkiezingen.
Nog vóór de verkiezingsstrijd begonnen was, had onze voortvarende candidaat-notaris het reeds zeer volhandig met het doen van kleine reizen en het afleggen van bezoeken. Een zijner eerste uitstapjes gold natuurlijk zijne moeder, met wie hij eene allergewichtigste quaestie te verhandelen had, - de spil, waarom al het ondermaansche draait, - de geldquaestie. Het geld is de ziel van de negotie, de zenuw van den handel, - het is niet minder de ziel en de zenuw van de verkiezingen. Ook voor deze zaak was het geld dus onontbeerlijk, - van waar zou het echter moeten komen? Mijnheer Visser was niet slechts te zuinig, maar ook te rechtschapen en te eerlijk, om een cent voor die zaak uit te geven; het was zelfs noodzakelijk, dat de rentenier er volkomen onbewust van bleef, dat men voor zijne verkiezing geld behoefde.
Max Hovenaar bezat geen rooden duit; een kantoorschrijver met achthonderd gulden inkomen, die bovendien zijn candidaat-notarisschap op te houden had, kon met den besten wil van de wereld aan geen sparen denken; er bleef dus geen andere uitweg open, dan zijn toevlucht te nemen tot zijne moeder en een aanval op haren spaarpot te beproeven. Hij kon zulks met te meer vrijmoedigheid doen, omdat hij bij ondervinding wist, welke onbegrensde liefde zij haren eenigen zoon toedroeg en hij overtuigd was, dat het geld ditmaal werkelijk nuttig zou besteed zijn.
‘Hoe staan de zaken, mijn jongen?’ vroeg juffrouw Hovenaar, toen de candidaat-notaris eenige dagen na het officieele bezoek zich weder bij haar bevond.
‘O, ons karretje gaat op een zandweg, moeder,’ was het bemoedigende antwoord, ‘mijnheer Visser is met algemeene stemmen door onze kiesvereeniging candidaat gesteld; wellicht meer uit naijver om zich niet door hare mededingster, de kiesvereeniging Voorwaarts, te laten slaan, dan uit vastheid van beginselen, zijn al de leden van Securitas besloten mijnheer Visser door alle mogelijke middelen te steunen. Hier in Astad bezit hij natuurlijk vele vrienden, en ook bij ons, te Ikshuizen, heeft hij insgelijks geene al te ongunstige herinneringen achtergelaten.’
‘Gij hebt dus goeden moed, dat onze hoop zal verwezenlijkt worden?’ vroeg juffrouw Hovenaar opgeruimd.
‘Dat wil zeggen, wanneer wij ons uiterste best doen en er een flink paard voor gespannen wordt.’
‘Hoe bedoelt gij dit, Max?’
‘Ik zeide zoo even, moeder, dat ons karretje op een zandweg gaat, maar vanzelf rijdt het niet vooruit: aanbevelingen, reclames, advertentiën, stemmenwervers en dergelijken behooren het voort te trekken. Daartoe is het echter noodzakelijk over een rond sommetje te kunnen beschikken, te meer daar de tegenpartij ongetwijfeld kosten noch moeiten ontzien zal, om haren candidaat de overwinning te bezorgen. Alleen door met gelijke wapenen te strijden kunnen wij op succes hopen.’
‘Maar zorgt uwe kiesvereeniging dan niet voor het noodige?’
‘Zoo ze haar zedelijken steun verleent is het al wel; veel meer kunnen wij van haar niet vorderen, en daarom moeten verdere belanghebbenden zorgen, dat......’
‘Gij bedoelt dus?’
‘Ik bedoel, moeder, dat ik wilde verzoeken, in het belang mijner toekomst en van mijn geluk, u eenige opofferingen te getroosten. Men werpt een spiering uit om een kabeljauw te vangen..... Gij zijt altijd zulk eene liefhebbende, bezorgde moeder voor mij geweest en hebt u zoo menige opoffering voor mij getroost, zelfs dan, wanneer dit misschien minder noodig mocht geweest zijn, dat ik thans, nu mijn levensgeluk op het spel staat, niet minder van uwe goedheid durf verwachten.’
Welke moeder is zoo hardvochtig, het geluk van haar kind door verkeerd geplaatste zuinigheid op te offeren? Juffrouw Hovenaar was er ten minste niet toe in staat, en de uitmuntende jonge man nam met een verlicht hart afscheid van zijne moeder, terwijl zijne beurs in omgekeerde verhouding tot zijn hart stond.
Weldra was de verkiezings-campagne voorgoed begonnen. De twee in Astad uitkomende locaalblaadjes, - Ikshuizen was geen eigen drukkerij rijk - de Astadsche Nieuwsbode en de Waarheidsvriend, van welke de eerste de partij der Nieuwen, de laatste die der Ouden voorstond, bevatten reeds dadelijk tal van advertentiën van Securitas of Voorwaarts. Een ongehoord feit in de annalen der Astadsche journalistiek, daar de beide blaadjes door de respectieve uitgevers in persoon geredigeerd, gezet, gedrukt en geëxpedieerd werden, - zoowel de Astadsche Nieuwsbode als de Waarheidsvriend bevatten thans hoofdartikelen, heusche hoofdartikelen, behoorlijk gekruid met tal van grof- en hatelijkheden, scheldwoorden en uitroepingsteekens. Die sensatieverwekkende artikelen handelden natuurlijk uitsluitend over de aanstaande verkiezing en het openbare en private leven der beide candidaten. De uitgevers-redacteurs voeren er intusschen wèl bij: hun blad en hunne beurs werden er tevens door gevuld.
Het wordt echter tijd mijnen lezers de echte, de heuschelijke redacteurs der fameuze hoofdartikelen voor te stellen. Treden wij daartoe het woonvertrek van den heer Karel Noordeloos, advocaat en candidaat der kiesvereeniging Voorwaarts binnen. Er wordt over de aanstaande verkiezing een geanimeerd gesprek gevoerd. De advocaat is er niet bij tegenwoordig; [...]ij laat zich trouwens met de zaak niet rechtstreeks in. Dat behoeft ook niet: zijn vrouw heeft er de leiding van op zich genomen, en het is aan goede handen toevertrouwd. Bovendien bezit ze een krachtigen steun in haren neef, den heer Van Stouten, gepensionneerd majoor der infanterie van het Indische leger, een goeden vijftiger, eigenaar en bewoner van een buiten, een half uur ongeveer van de stad gelegen, een woedenden Nieuwe (men vergeve mij het sterk sprekende adjectief, maar ik vond geen beter), die nu en dan in zijn vrijen tijd, dat is vier en twintig uren in het etmaal, donderende artikelen schreef, waarop hij zich heel veel liet voorstaan, al had hij het nimmer zoover kunnen brengen, dat ze in de handen van den zetter kwamen, - een soort van miskend politiek genie, die thans eindelijk de kans schoon zag zijne schade van zes jaar - zoo lang was het geleden dat hij op pensioen gesteld was en zich op een buiten nabij Ikshuizen had neêrgezet - met woeker in te halen. De vurige majoor stortte zich dan ook met hart en ziel in den verkiezingsstrijd, waarlijk een kolfje naar zijn hand, niet alleen omdat het hem volop gelegenheid schonk artikelen te schrijven, die thans werkelijk gedrukt zouden worden, maar ook omdat zijn waarde neef in deze zaak de belanghebbende was, en eindelijk omdat het hem een welkome gelegenheid schonk de zaak der Nieuwen, die ook de zijne was, te bevorderen.
Op het oogenblik, dat wij het woonvertrek van den advocaat binnentreden, is mevrouw Noordeloos in een druk gesprek met haren uitmuntenden neef gewikkeld. Dagbladen, programma's, circulaires, brieven, artikelen, liggen in eene bevallige wanorde op de tafel door elkander geworpen, een overtuigend bewijs, dat er niet slechts gepraat, maar ook gehandeld werd.
‘Ja, nichtje, gij hebt gelijk,’ antwoordt majoor Van Stouten op eene opmerking van mevrouw Noordeloos, ‘die gladde pennelikker is een leepe vogel, maar, hel en duivel, wij zullen hem kortwieken! Hij moge wroeten en tobben, die verwenschte Hovenaar, en zich met zijn uitgestreken tronie en schijnheilig gezicht overal weten binnen te dringen, toch zullen wij hem verpletteren, hem en dien ouden gierigaard van een kruidenier, die vermetel genoeg is zich tegenover een advocaat en een uitverkorene van Voorwaarts te stellen, - hel en duivel, wij zullen ze verpletteren!’
‘Zeer wel, neef, maar met woorden worden zulke lui niet verslagen,’ meende mevrouw Noordeloos, ‘er moet bovenal gehandeld, met kracht gehandeld worden.’
‘Handelen! wel zeker, nicht Josephine, ik ben een man van de daad en gij kunt er op aan, dat Van Stouten, oud-majoor van het Oost-Indische leger, voor geen klein geruchtje vervaard is. Hel en duivel! dat hebben de oproerige Balineezen tot hunne schade ondervonden, en die schijnheilige Ouden zullen van hetzelfde laken een broek krijgen. Gij hebt mijne artikelen gelezen, nicht, en zult met mij instemmen, dat ze als bommen in het vijandelijke kamp moeten vallen. Reeds heb ik naar alle richtingen mijne éclaireurs uitgezonden, en ik blijf er borg voor, dat ze menige stem als oorlogsbuit zullen aanbrengen. In de kroegen, bij de stembureaux, heb ik last gegeven voor de dorstige kiezers lustig op te tappen. De goede zaak moet zegevieren! Hel en duivel! verslagen zullen ze worden, die verwenschte