De Belgische Illustratie. Jaargang 10
(1877-1878)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijDe kleurveranderingen bij de kameleons.De zonderlinge eigenschap der kameleons, hunne kleurverandering, waaraan zij hunne algemeene bekendheid te danken hebben, heeft niet zelden aanleiding gegeven tot grove overdrijvingen. Over het algemeen gelooft men toch, dat deze dieren in eenige seconden de kleur kunnen aannemen der voorwerpen, welke hen omringen, en dat zij van die eigenschap gebruik maken om zich gemakkelijker aan het oog hunner vervolgers te onttrekken. Niets is echter minder waar; de wetenschappelijke nasporingen toch hebben bewezen, dat de kameleons niet zoo snel van uiterlijk kunnen veranderen, noch de kleur aannemen, welke zij willen. Onder den invloed van zekere prikkelende oorzaken, zooals licht, warmte, electriciteit, enz. kunnen zij alleen de kleur van hun lichaam veranderen, het eene andere kleur doen aannemen - en dit nog slechts alleen in de overgangskleuren - alsmede eenige vlakken, welke op de huid geteekend zijn, zichtbaar of onzichtbaar maken, vooral langs de zijden; doch van zoogenaamde changements à vue, waarvan verschillende reizigers verhalen, kan in 't geheel geen spraak zijn. De eerste natuurkundige, die zich aan een onderzoek waagde, was Milne Edwards, en zijne uitkomsten waren zoo verwonderlijk, dat velen insgelijks tot een studie van dit belangrijke onderwerp werden uitgelokt. Milne Edwards bezat een kameleon, dat bij het daglicht donkergroen, doch in slapenden toestand bleekgeel werd terwijl een ander, dat grijsachtig van kleur was, gedurende den nacht bijna geheel wit werd. In het zonlicht vertoonde het eerstgenoemde lichtgroene plekken langs de zijden en het andere lichtgele. Bij nader onderzoek vond de natuurkundige, dat de kleurstoffen der huid niet als bij de andere dieren hunne grenzen hebben, doch dat zij gedeeltelijk op de oppervlakte der huid, gedeeltelijk dieper liggen in kleine zakjes, welke het dubbele vermogen bezaten èn om hun inhoud onder de huid te verbergen èn om dezen naar de gekleurde plekken op de huid te drijven; in het laatste geval zijn zij de oorzaak van het te voorschijn komen der plekken, alsmede van de kleurveranderingen. De duitsche physioloog Brücke verkreeg dezelfde uitkomsten, doch hij schreef de kleurveranderingen niet aan de eigenaardige gesteldheid der kleurstofjes toe; hij veronderstelde, dat de diepst gelegen cellen der huid er een zekere rol in speelden, en dat het zenuwstelsel een rechtstreekschen invloed uitoefende op de kleuring der huidvliezen, hetwelk bij de genomen proeven volkomen juist bleek te zijn. Ook de Franschman Pouchet vond de kleurkiemen van Milne Edwards, doch met het onderzoek voortgaande, ontdekte hij eene grondkleur, welke de zonderlinge eigenschap bezit, geel te schijnen op een lichten en blauw op een ondoorschijnenden grond. Als dit blauw zich bij een kameleon met een gele verfstof mengt, krijgt het dier een groene tint. Daarenboven ontdekte hij nog andere kleurkiemen, die eene roode of gele stof bevatten en welker invloed zich eveneens doet gelden op de nuanceering der huidvliezen. Bij zijne proeven zag Pouchet, dat het chromatisch vermogenGa naar voetnoot1) ophield, als men een oogappel wegnam of de gezichtszenuw afsneed. Dit vermogen scheen dus afhankelijk te zijn van een invloed, welke op een afstand op de bestanddeelen van het centrale zenuwstelsel uitgeoefend wordt, en inderdaad bleek bij eene proef, dat de groote gevoelszenuw het chromatisch vermogen beheerscht, dat zij de weg is tusschen de hersenen en de kleurkiemen, en de oorzaak der uitzetting of samentrekking van de cellen waarin de kleurstoffen aanwezig zijn. De fransche naturalist Bert eindelijk bracht het zoover, dat hij de proeven van Brücke en Pouchet wetenschappelijk kon verklaren. Door het ruggemerg van een kameleon op de helft, en bij een ander kameleon op verschillende plaatsen door te snijden, bewees en verklaarde hij de werking der zenuwen op de kleurschakeeringGa naar voetnoot(1). Toen hij het ruggemerg van een kameleon op de helft doorsneed, werd het dier van den staart tot de insnijding donker (zwart), terwijl het voorste gedeelte geheel licht (groen) werd. Bij twee of drie insnijdingen werd het geheele lichaam licht, met uitzondering van het tusschen de insnijdingen gelegen gedeelteGa naar voetnoot(2). Achtereenvolgens nam Bert nu verschillende lichaamsdeelen weg, welke nauw met het zenuwenstelsel in verband staan en het gevolg was, dat hij telkens verschillende kleurenveranderingen kreeg. Het sprekendst bewijs vond hij bij de wegneming van de helft der hersenen, hetwelk het verlies van het tegenoverliggend oog ten gevolge heeft. De kleurverandering was nu geheel anders, dan toen hij eenvoudig datzelfde oog uit het hoofd namGa naar voetnoot(3). Claude Perrault, Vrolik, Brücke en vele andere physiologen hadden reeds gevonden, dat het lichaam der kameleons gedurende den slaap of na den dood eene geelachtige kleur krijgt, en dat het onder de werking van lichtstralen meer of minder donker wordt. Bert bemerkte, dat de gevoelloosheid dezelfde uitwerking heeft als de gewone slaap, en dat het licht niet alleen invloed uitoefent op doode of slapende dieren, maar ook dat het op eene zonderlinge wijze de kleur der kameleons wijzigt, als zij in wakenden toestand zijn. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor wanneer het licht door gekleurde glazen geleid wordt, namelijk als zij donkerblauw zijn, doch het houdt geheel op, indien men roode of gele glazen gebruikt. Om deze uitkomsten op eene doorslaande wijze aan te toonen, verlichtte Bert een slapend kameleon door eene sterke lamp, terwijl hij een gedeelte van den rug door middel van een scherm beschermde: aldus verkreeg hij de zonderlinge kleurschakeering, welke in figuur 1 is voorgesteld. (Zie de laatste bladzijde van dit nummer.) De kop, de hals, de pooten, het onderlijf en de staart van het kameleon zijn zwartachtig groen, terwijl de rug versierd is met een soort van bruinachtig zadel, onregelmatig doorsneden, met twee bruine vlekken, overeenkomende met de uitsnijdingen van het scherm. Verder plaatste hij een wakend kameleon in het volle zonlicht, doch zoodanig, dat het licht op het voorste gedeelte van het dier viel door een rood glas en het achterste gedeelte door een blauw glas getemperd werd. Het gevolg was, dat het lichaam in twee, goed van elkaar te onderscheiden deelen verdeeld werd, het eene lichtgroen, met eenige roodachtige vlekken, het andere zwartachtig groen, met zeer in het oog vallende vale vlekken. Uit al deze feiten maakte Bert het volgende besluit: 1. De kleuren, welke de kameleons aannemen, zijn een gevolg van de plaatsveranderingen der gekleurde stofdeeltjes, welke zich nu eens onder de huid verbergen, en dan den grond onder de grondkleur donker maken, dan weêr naar boven dringen en alsdan de vacht geel, groen en zwart kleuren; 2. De beweging der kleurkiemen wordt door twee soorten van zenuwen beheerscht, waarvan de een haar uit de diepte naar de oppervlakte drijven, terwijl de andere haar naar het binnenste der huidvliezen voeren. Wij zouden hier nog eene verklaring der werking van de zenuwen op de kleurstoffen kunnen bijvoegen, doch meenen hiermede te mogen eindigen, terwijl onze lezers ten minste nu met de voornaamste oorzaken van de kleurverandering der kameleons bekend zijn.
C. |
|