Geïllustreerde reisschetsen.
XIII.
Neurenberg.
(Slot.)
Toen we na het diner weêr de straat opstapten, om den dag met eene wandeling door de stad te besluiten, dacht niemand onzer er aan dat hij ook de laatste dag zou zijn onzer kunstreis. Niemand kon gissen, dat, terwijl wij den heerlijken augustusavond genoten en ons hart ophaalden aan het gezicht van al het schoone, waardoor men te Neurenberg omringd is, ons in het hotel een bericht van huis wachtte, hetwelk ons noodzaakte de reis op te geven, en zoo spoedig mogelijk naar Venloo te stoomen.
Intusschen wandelden wij langs de straten en vonden er stof genoeg voor een warm gesprek. We gingen langs de kerk van Onze Lieve Vrouw, de eenige katholieke kerk der stad, doch in kunstwaarde alle andere in de schaduw latende.
‘Zij is het edelste gothieke gebouw van geheel Duitschland,’ zeide onze architect, ‘en werd van 1355 tot 1361 door keizer Karel IV opgericht. Zie slechts die hoektorentjes, welke alle als fijn kantwerk zijn geweven, waardoor zijn reusachtig en grootsch portiek, in de verte gezien, op een kanten prentje gelijkt.’
‘Zeker,’ antwoordde de Florentijn, ‘het is inderdaad grootsch, doch de trapgevel met zijne torentjes, waarop de groote toren rust, is in mijn oog het grootste kunstwerk. Zij missen die overdadigheid en zwaarte, welke in veel duitsche kunstwerken zijn waar te nemen, en naar ik bemerk, heerscht in den geheelen bouw een oostersche geest. Wij zullen straks binnen een oogslag gaan nemen.’
‘Goed,’ bemerkte de kapelaan, ‘doch ziehier de vermaarde “Schöne Brunnen” de schoonste fontein, niet slechts van Neurenberg, maar ook van geheel Duitschland.’
De fontein, waarvoor wij nu staan, is een gothiek monument, ongeveer twintig meters hoog. Uit het achtkante fonteinbekken rijst op een voetstuk eene opengewerkte en rijk versierde steenen obelisk in drie verdiepingen omhoog; de derde is een ranke piramide met loofwerk en bladeren versierd, op welker top eene sirene staat, die het gekroonde wapen van Neurenberg vasthoudt.
Tegen de pijlers staan 24 schoone beeldjes. Zij stellen de zeven keurvorsten voor, benevens de negen helden der oudheid en Mozes met zeven profeten.
‘Men moet wel zonder eenig schoonheidsgevoel zijn,’ zeide de Italiaan, ‘indien men dit monument niet met bewondering gadeslaat. De gebroeders Ruprecht en Sebald Schonhover, dezelfde die de O.L. Vrouwekerk bouwden, hebben er hunne beste krachten aan gewijd. Men zegt dat het vroeger verguld was, hetgeen een prachtig gezicht moet geweest zijn, doch de beeldjes hebben er dit bij gewonnen, dat zij er voordeeliger door uitkomen.’
‘Ik ben geheel van uw gevoelen,’ sprak de kapelaan, ‘doch als antiek monument had men beter gedaan het zijn goud en kleuren te laten behouden. Zie slechts het bekende Ganzenmannetje, daar voor ons. De figuur van het eenvoudige boertje, met eene gans onder elken arm, uit welker bek een straal water schiet, is gebleven zooals zij oorspronkelijk was, en zij is er niets minder om, dat zij zoo wat veelkleurig is.’
We naderden de fontein en bezagen haar nauwkeurig. Waarlijk, het is een merkwaardig monument. Het boertje heeft iets zoo natuurlijks en tegelijk edels, en ziet er zoo tevreden en gemoedelijk uit, dat wij er met het grootste genoegen eenige minuten verwijlden, terwijl de kapelaan de opmerking maakte, dat het boertje een bewijs mocht heeten van de leer, dat een mensch geen vorstenkroon noodig heeft om het leven gelukkig te kunnen vinden.
Eene zijstraat inslaande, lazen wij op een plaatje aan het hoekhuis aangebracht: Hans-Sachsstrasse.
‘Ja, ja,’ bemerkte de kapelaan, als antwoord op den vragenden blik, welken wij op hem wierpen, ‘hier bracht de prins der Meistersänger zijn lang en werkzaam leven door. Zooals gij weet
Hans Sachs war Schuhmacher und Poët dazu,
zooals een spotrijmpje van lateren datum zegt, doch zijne zeventienhonderd verhalen en fabelen, zijne tweehonderd drama's en groot getal hekeldichten en kluchten, te samen over de zesduizend gedichten, werden in zijn tijd en nog heden door geheel Duitschland te hoog gewaardeerd, dan dat zijn ambacht van schoenmaker aan zijn dichterlijk talent iets te kort zou kunnen doen. Neurenberg heeft echter haar begaafden schoenmaker-dichter bij zijn leven steeds miskend, hetgeen gij zult moeten erkennen, want het onaanzienlijke huisje daar, waarin nu eene herberg is, was de winkel van hem, die eenmaal de roem van Duitschland mocht heeten.’
‘Bravo, mijnheer de kapelaan,’ riep de italiaansche architect, ‘dat is naar mijn hart gesproken.
Neurenberg zou wel doen, haar braven, voor beeldig arbeidzamen volksdichter een bewijs van hulde te brengen, zoo al niet in een schitterend monument, dan toch in de bewaring van het huis, waar de nederige burger zestig jaren gewoond, geslaafd en gedicht heeft.’
De wandeling werd voortgezet, en wij begonnen er aan te denken het huis van Albrecht Durer een bezoek te brengen.
‘Ja,’ zeide de Florentijn, ‘een bezoek aan den grooten Durer moge dezen dag besluiten. Ik stelde hem dezen morgen onder Behaim, maar toch is zijn arbeid zoo veelzijdig, dat men verbaasd staat over zulk een genie. Wij weten toch dat Durer niet alleen een groot schilder was, hij graveerde ook in hout, koper, ijzer, tin en steen; hij dreef goud- en zilverwerk en ten slotte was hij, als Leonard de Vinci en Michaël Angelo, ingenieur, hetwelk hij bewezen heeft door het herstellen en voltooien der vestingwerken zijner vaderstad.’
‘Vergeef mij, mijnheer,’ antwoordde de kapelaan, ‘ik ben een even groot vereerder van Durer als gij, doch moet u opmerken, dat hij geen graveur mag genoemd worden.’
‘Hoe!’ riep de architect verbaasd, ‘Albrecht Durer geen graveur! En de schoone houtgravures dan, welke ons uit de zestiende eeuw zijn overgebleven! Bewijzen deze niet voor Durer's talent?’
‘In 't geheel niet,’ was het antwoord. ‘Zeker, de houtgraveerkunst heeft aan Durer groote verplichtingen; vóór zijn tijd was zij meer een handwerk; door zijn invloed heeft hij haar tot eene kunst gemaakt, waardoor men de fijnste teekeningen langs typographischen weg kan weêrgeven. Maar het is waarschijnlijk, dat hij zich alleen vergenoegde met zijn teekeningen op hout te brengen en voorts de graveurs of liever de “Tormschneider of Figurschneide,” gelijk men ze in dien tijd noemde, slechts den weg te wijzen, om met hun mes de witte oppervlakte weg te snijden en de met potlood geschetste lijnen behoedzaam te sparen.
De grootste verdienste der houtgravures, waarvan gij spreekt, ligt meer in de zuivere teekening dan in de handigheid der graveernaald; deze, die de zachte toetsen van den schilder door dunheid en diepte van groeven weet uit te drukken, is van later dagen.
De teekenaars in Durer's tijd lieten niets aan het eigen kunstgevoel van den graveur over, maar waren tevreden, wanneer deze slaafsch alles wegbeitelde wat zij niet hadden aangeraakt. Durer moge nu eigenhandig gegraveerd en zulks hoogst waarschijnlijk zeer keurig gedaan hebben, een graveur was hij niet.’
De italiaansche architect zag den kapelaan verbaasd aan, en vroeg hem naar de bronnen zijner wetenschap, waarop hij hem de verlangde inlichtingen gaf.
Onder die lange uiteenzetting van onzen geleerden reisgenoot, waren we voor de voormalige woning van Duitschlands eersten schilder gekomen. Het huis heeft op zich zelf niets bijzonders, doch de herinneringen, welke er aan verbonden zijn, deden er ons eene poos voor verwijlen.
‘Het is te laat om binnen te treden,’ zeide de kapelaan, ons op de gesloten deur wijzende.
‘Het gebouw is stadseigendom, doch een kunstlievend genootschap heeft, op zijn verzoek, verlof gekregen, om er, ter eere van den beroemden voormaligen bewoner, eene doorloopende tentoonstelling te mogen houden van schilderijen.’
‘Neurenberg,’ vervolgde hij, ‘bezit slechts weinig schilderstukken van hem, hetgeen echter minder te wijten is aan het stadsbestuur, dan aan den beroemden meester zelven, daar hij vele zijner stukken in het buitenland liet, waar hij langen tijd verbleef. Venetië pronkt met vele zijner schilderijen, terwijl Munchen er slechts enkele bezit. In geheel Neurenberg is echter niets van zijne hand overgebleven dan een zeer schoon portret en enkele paneelen van minder waarde in de kerken, en het portret is bovendien nog het eigendom eener familie.’
‘Zijn verblijf te Antwerpen heeft verschillende prachtstukken het aanzijn gegeven,’ sprak onze architect, ‘en voor zoover ik op de hoogte ben, ken ik er zes.’
Het was te laat geworden om het bronzen standbeeld, dat Neurenberg van Durer bezit, te bezoeken en we besloten langs de burcht, het oude keizerlijke paleis, naar huis te wandelen.
‘Zooals gij zien zult is de burcht een onregelmatig gebouw,’ zeide de kapelaan, ‘met een aantal bijgebouwen en torens, die in de verte gezien een schilderachtig gezicht mogen opleveren, doch van nabij door niets bijzonders uitmunten. De herinneringen, welke er aan verbonden zijn, maken echter het oude kasteel merkwaardig. Zonder dit bezocht te hebben zou men zich kunnen verbeelden, dat Neurenberg slechts den ouderdom van vijf of zes eeuwen telde. Hier staat men te midden van een werk uit het begin der elfde eeuw.
‘De vierhoekige zoogenaamde Heidentoren werd ten tijde van Koenraad den Saliër, die van 1024 tot 1039 regeerde, gebouwd. Later werd de geheele burcht vernieuwd en in 1852 door de stad Neurenberg aan den koning van Beieren geschonken, die haar daarop in 1854 en 1855 geheel in middeleeuwschen stijl heeft doen restaureeren.’
‘De vlag wappert van den Heidentoren,’ zeide de Florentijn, ‘wij mogen er dus niet op, want dit is een bewijs, dat er een lid der koninklijke familie is. Het spijt mij zeer, ik ik zou gaarne de standbeelden gezien hebben rondom den bekenden grooten lindeboom.’
‘Die standbeelden zijn meest alle van den nieuweren tijd en zonder groote kunstwaarde,’ antwoordde de kapelaan, ‘doch er zijn andere merkwaardigheden, welke tot een bezoek uitlokken. Op het middelste burchtplein bevindt zich namelijk een put, over welken een huisje is gebouwd; de gids laat er lichten in afzakken, die bij zonneschijn in een spiegel boven den put teruggekaatst worden, hetgeen een zeer aardige werking teweegbrengt.
‘Nog ziet men op den oostelijken muur twee indruksels als van de hoeven van een paard; men zegt dat die nagelaten zijn door zekeren