Het meer Rotomahana op Nieuw-Zeeland.
Het jongste der vijf werelddeelen biedt nog altijd veel natuurtafereelen aan, welke aan de beroemdste natuuronderzoekers en wereldreizigers geheel vreemd zijn. Warme bronnen zijn voor ons niets nieuws meer, evenmin als plaatsen, waar het water in dampende stralen uit den grond opschiet, doch warme meren durven wij gerust onder de natuurverschijnselen rangschikken, welke tot heden niet algemeen bekend waren.
Het meer Rotomahana op Nieuw-Zeeland bevat namelijk warm water, dat op enkele plaatsen zulk eene hooge temperatuur heeft, dat men er den vinger niet kan inhouden. Zooals men op onze gravure ziet, stroomt het water langs eene trapvormige helling van de bergen naar beneden, en dit wel met zooveel snelheid, dat het onderweg weinig van zijne warmte verliest.
Over het algemeen is het water lauw en dampt slechts weinig, doch tot aan de bron opklimmende neemt het in warmte toe, en aan den eersten waterval zijn de waterdampen zoo bezwangerd met zwavel, dat de kleine vogeltjes, die er over heen vliegen, bedwelmd in den vloed vallen, en van daar naar het meer vlottende, eene gewenschte prooi worden van de wilde zwanen, welke er in menigte zwemmen. Het wekt ieders verwondering, dat deze dieren in water van zulk een hooge temperatuur het leven kunnen behouden, doch niet minder opmerkelijk wordt daardoor de streek waarvan wij spreken.
In den laatsten tijd is men begonnen groote wegen naar dit meer te leggen, dewijl men aan het warme water eene groote genezende kracht toeschrijft.