legt u deze gebiedende wetten op? Uw gevolmachtigde, die ze van u moet ontvangen, van ons, Mijne heeren, die bekleed zijn met een staatkundig en onschendbaar priesterschap, van ons eindelijk, van wie vijf on twintig millioen Franschen hun aanstaand heil en geluk verwachten. Maar de vrijheid van uwe beraadslagingen wordt geweld aangedaan; eene militaire macht omgeeft de Nationale Vergadering! Waar zijn de vijanden der natie? Is Catalina voor de poorten? Ik vraag, dat, u bedekkende met uwe waardigheid, met uw wetgevend gezag, gij u opsluit in de godsdienst van uw eed. Wij kunnen niet uit elkander gaan alvorens eene constitutie gemaakt te hebben!’
De groot-ceremoniemeester, ziende dat de vergadering er nog niet aan dacht om op te staan, bracht nog eens het bevel des konings in herinnering.
‘Ga aan uw meester zeggen,’ riep nu Mirabeau, ‘dat wij hier zijn op last des volks, en dat wij slechts zullen wijken voor de kracht der bajonetten!’
REUZENPOLIEP.
Het woord was dus gesproken, dat de omwenteling zou doen losbersten, en de redevoering van Mirabeau is te beschouwen als het bezweringsformulier, waarmeê de geesten uit den afgrond werden opgeroepen. Deze redevoering, als uitdaging opgeworpen, is daarom zoo merkwaardig, omdat zij het geheele alphabet bevat van de nieuwe staatsleer, die in de fransche omwenteling een vorm, al was het ook een afschrikwekkenden, zou aannemen, om later op alle regeeringen van Europa toegepast te worden. Deze redevoering bevatte den zaakrijken inhoud van het Contrat Social en ontkende de geheele leer, die men voorheen omtrent het koningschap had aangekleefd. Het Kristendom had alle gezag, en ook het koninklijke, tot eene goddelijke instelling verklaard, en hier werd het gezag teruggebracht tot eene overeenkomst der beide partijen, waarbij de machtigste tot den rechthebbende werd verheven. De sluier van het koningschap bij de gratie Gods was als door den bliksem uiteengescheurd, en de opvolger van Hendrik IV en Lodewijk XIV werd hier tot den hoogsten ambtenaar des rijks verklaard, niets minder maar ook niets meer; de uitvoerende macht van hen, die zich de vertegenwoordigers des volks heetten, die zich het recht en de bevoegdheid aanmatigden de macht op hem over te dragen, maar wanneer zij wilden haar ook te ontnemen. Het hier in vraag gestelde beginsel is aan zooveel andere beginselen vast, dat het hier de plaats niet kan wezen er het noodige licht op te doen vallen, het is niet slechts eene staatsmaar ook eene godsdienstkwestie.
Het Hof werd door deze vermetele houding der vergadering op eene onzachte wijze wakker geschud en begon thans ernstig aan het nemen van maatregelen te denken. Verschillende legerkorpsen werden ontboden en legerden zich in de omstreken van Parijs. Maar ook nu nog aarzelde men toe te tasten, omdat men den geheelen omvang van het gevaar nog niet besefte.
Intusschen nam de gisting te Parijs ieder oogenblik meer en meer toe; het grootste gedeelte der bevolking had in den strijd tusschen de Nationale Vergadering en den koning de partij der Nationale Vergadering gekozen en openbaarde deze ingenomenheid op eene wijze, die het reeds in botsing had gebracht met de militaire macht. Aan een regiment fransche grenadiers, dat geweigerd had op het volk te schieten, werden zijn wapenen ontnomen en de manschappen vonden voorloopig een onderkomen in de gevangenis der Abbaye. Maar het volk vergat zijne helpers en bondgenooten niet. Overal in Parijs was gisting en woeling, maar de tuin van het Palais Royal was toch de voornaamste plaats van bijeenkomst voor de tallooze scharen, die de politiek van den dag kwamen bespreken en elkander ophitsen tegen de militaire macht, die steeds een nauwer kordon om de hoofdstad sloot en welke de Nationale Vergadering in een verzoekschrift aan den koning vergeefs gepoogd had te verwijderen. In deze menigte van ontevredenen, eerzuchtigen, haveloozen en misdadigers smeulde en kookte het en waren de brandstoffen zoo hoog opgeladen, dat een enkele vonk ze vlam konde doen vatten.
Hoe strakker het Hof de teugels begon te spannen, zooveel te dreigender houding begon het volk aan te nemen. Reeds had eene schaar oproerlingen de gevangenis l'Abbaye opengebroken en de grenadiers, die door hunne weigering om op het volk te schieten de volksgunst gewonnen hadden, in vrijheid gesteld.
Daar komt eensklaps het bericht, dat Necker verbannen en zijn ministerie ontbonden is. Dit is het oogenblik voor het uitbersten der volkswoede en Camille Desmoulins geeft den eersten stoot aan de beroerten, die staan uit te breken. Bij het bekend worden dezer tijding beklimt hij eene geïmproviseerde tribune in de tuinen van het Palais Royal en roept het volk te wapen. ‘De Bartholomeus-nacht voor de patriotten is aangebroken en spoedig zullen wij de zwitsersche en duitsche benden, in dienst van het koningschap, uit het Champ de Mars zien opdagen om ons te vermoorden.’ Met dezen kreet windt hij de menigte op, die zich bij duizenden om hem samendringt en slechts het wachtwoord vraagt, om naar de wapenen te grijpen. De bladeren werden van de boomen getrokken en als kokardes aan de muts gestoken ten teeken der hoop. Immer talrijker wordt de menigte, die zich langzamerhand in beweging zet en met de borstbeelden van Necker en den hertog van Orleans in hun midden, in plechtigen optocht langs de straten trekt, om te protesteeren tegen de verbanning van Necker, tegen het ontslag van het ministerie en de maatregelen en de houding van het Hof. Maar de massa kent hare kracht nog niet en wordt door de dragonders van den prins van Lambese gemakkelijk uit elkander gedreven. Razend van wraakzucht en verbittering stuiven de scharen uiteen en de kreet: ‘wapens! wapens!’ klinkt als eene dreigende oproeping door de straten en wijken van Parijs.
Intusschen heeft de fransche garde de zijde des volks gekozen, en één of twee salvo's drijven de troepen, tot beteugeling des opstands gezonden, op hare beurt terug. Nog ware het tijd om den storm te bezweren, maar de koning bezit te veel zachtmoedigheid om op het opgeruide volk te doen schieten en de bevelhebbers schijnen te gelooven, dat men voor bedreigingen zal terugdeinzen.
Een troepke soldaten, dat de vanen verlaten en zich aan de zijde des volks heeft geschaard, zet het geheele parijsche garnizoen schaakmat, zoodat het volk tijd en gelegenheid bekomt om zich te wapenen, en de opstand om zich te organiseeren.
‘Te wapen! te wapen!’ is de kreet, die thans alle andere leuzen overstemt; voor het stadhuis schuilt het volk bij duizenden samen en de prevôt des marchands, De Flessilles, moet beloven wapens te verschaffen. Maar deze geeft schoenen in plaats van geweren, hetgeen de man waarlijk niet helpen kan, omdat zijn order verkeerd, misschien met opzet verkeerd, is uitgevoerd. Deze vergissing, opzettelijk of niet, zal De Flessilles echter zijn hoofd kosten. Men wil een burgermilicie organiseeren om den troepen het hoofd te kunnen bieden; men heeft reeds eene kokarde, de roode en blauwe - de kleuren van de stad Parijs - maar men heeft nog geen wapens. Daar gaat een kreet door de scharen, dat er in het Hôtel des Invalides geweren genoeg zijn om een burgerleger te wapenen. Wat verhindert hen het Hôtel des Invalides leeg te plunderen, en binnen eenige uren zijn duizenden armen met geweren gewapend. Spoedig kunnen deze wapenen reeds hun dienst doen, want het gerucht loopt, dat de Bastille hare kanonnen op de rue Saint-Antoine gericht heeft en ieder oogenblik dreigt los te bersten. Of dit bericht verzonnen was of niet, de dolle menigte weet thans wat zij wil, en de kreet ‘à la Bastille, à la Bastille!’ zet duizenden in beweging, gewapend of niet, om hunne woede te koelen op een oud gebouw.
(Wordt vervolgd.)