Japansche ambtenaars.
De japansche waardigheidsbekleeders en ambtenaars van den Staat mogen zich niet, als de ambtenaars der overige aziatische Staten, in eene betrekkelijke vrijheid verheugen. De bevelen van den mikado, uitvloeisels van zijne grillen, moeten door hen zonder tegenspraak gehoorzaamd worden, hetzij ze het ambtenaars- of het huiselijk leven der dignitarissen betreffen. Wat het laatste aangaat, is de japansche ambtenaar aan de grootste willekeur overgeleverd. In het voorjaar van 1873 verscheen een keizerlijk bevelschrift, waarbij allen ambtenaars der regeering gelast werd, de europeesche kleeding aan te nemen. Zij moesten onze afschuwelijk smakelooze kachelpijpen op 't hoofd zetten en voortaan pantalons, kousen, enge laarzen, halsboorden en handschoenen dragen. De regeering verspreidde door het gansche rijk eene menigte afbeeldingen, modeplaatjes, waarop het nieuwe kostuum nauwkeurig was aangegeven. De Europeanen haalden de schouders op over zulk een kinderachtig bevel en voorspelden, dat de maatregel zou blijken nietuitvoerlijk te zijn. Dit was dan ook inderdaad het geval: de mindere ambtenaars vooral, voor wie de kosten tot het aanschaffen van zulk een nieuw pak te bezwarend waren, stoorden zich niet aan den gegeven last, en de regeering moest toegevendheid gebruiken. Het voorbeeld der minderen is door de hoogere ambtenaars gevolgd en allen vertoonen zich nog altijd in nationaal kostuum.