hunne grenzen, bezetten de Duga-passen en sloegen weder het beleg voor Niksik, den sleutel van Herzegowina.
Men mocht veronderstellen, dat de Turken zich hunne vroegere overwinningen zouden ten nutte gemaakt hebben, om Niksik van een versch garnizoen, de noodige levensmiddelen en munitie te voorzien; dit was echter niet het geval en de toestand der kleine vesting was thans moeielijker dan ooit, te meer toen den belegeraars uit Rusland het noodige belegeringsgeschut werd toegevoerd, waarmede zij de turksche positiën konden aanvallen.
In het begin van september traden de belegerden reeds met de Montenegrijnen in onderhandeling; toen de eersten echter vernamen, dat het turksche; legerhoofd Hafiz-pacha tot hun ontzet oprukte, werden de besprekingen weêr afgebroken en bereidden de Montenegrijnen zich voor, de stad met geweld te bemachtigen. Den 7 september openden de belegeraars zoowel tegen de buitenwerken als tegen de vesting zelve een hevig kanonvuur, dat door de turksche batterijen slechts zwak kon beantwoord worden, daar bijna alle artilleristen bij hunne stukken gevallen waren en er gebrek was aan munitie. In den avond van denzelfden dag veroverden de Montenegrijnen stormenderhand het blokhuis Kassandjedin en de hoogten van Petrovna-Glavitza. Door deze verovering waren de belegeraars, die inmiddels nieuwe versterkingen hadden ontvangen, in staat Niksik geheel en al te bestrijken, en toen het bombardement den 8 met vernieuwde hevigheid begon, was de plaats onboûbaar geworden en waren de Turken, die de kleine vesting zoovele maanden lang met goed gevolg en prijzenswaardige volharding verdedigd hadden genoodzaakt zich aan de Montenegrijnen over te geven. Nog in den avond van den 8 trokken de Montenegrijnen de stad binnen; de 400 man der bezetting konden met wapenen en vaandels aftrekken, terwijl de gekwetsten aan de russische afdeeling van het Roode Kruis werden overgegeven.
De verovering van Niksik zet geheel Herzegowina voor de Montenegrijnen open; reeds hebben zij Hafiz-pacha, die tot ontzet der stad kwam aanrukken, een gevoelige neêrlaag en een verlies van 600 dooden en 100 gevangenen toegebracht (11 september), terwijl zij bij Parmaki-dinos een ander turksch korps versloegen, eene afdeeling daarvan afsneden en gevangen namen.
De bestorming van Loftcha (Lovatz), aan den uitersten rechtervleugel van Osman-pacha's leger gelegen, was de voorbode tot de vreeselijke en bloedige gevechten, die spoedig daarop meer noordwaarts, in de nabijheid van Plevna zouden geleverd worden. En als zoodanig èn als op ziph zelf staande wapenfeit is de verovering van eerstgenoemde vesting door de Russen belangfijk genoeg, om er eenigszins langer bij stil te staan.
Voor en rondom Loftcha bevonden zich in het geheel 28 bataljons infanterie, 2 regimenten cavalerie, 2 escadrons der keizerlijke lijfgarde en 8 batterijen artillerie onder het opperbevel van den generaal-adjudant prins Emeritinsky en verder onder den generaal-majoor Dobrowolsky en den generaal Skobeloff II. De Turken, die ongeveer 20.000 man telden, hielden behalve Loftcha den zuidelijk van de stad gelegen Russberg met zijne omliggende hoogten en eene ontzaglijk versterkte noordwaarts van de Osma-rivier gelegen redoute bezet.
Den 2 september werd reeds een hevig artilleriegevecht tusschen de batterijen der we derzijdsche legers gevoerd, waarbij het den Russen gelukte eenige vooruitgeschoven werken van den vijand òf te nemen òf tot zwijgen te brengen, doch eerst den volgenden dag zou de aanval voorgoed beginnen. Daar de stellingen van den vijand zeer sterk waren, moesten de Russen, alvorens aan de bestorming te kunnen denken, deze door hun artillerievuur bestoken, 's Morgens even na 6 uur viel het eerste schot van de zijde der Russen en spoedig daarop donderden langs de geheele linie de zware batterijen op de vijandelijke stellingen. Daar de Turken over een veel kleiner aantal kanonnen te beschikken hadden, werd van uit Loftcha en de omliggende hoogten het vuur minder hevig beantwoord, maar reeds tegen 7 uur naderden turksche tirailleurs-compagniën de batterijen van den russischen rechtervleugel en poogden eerst door een goed onderhouden geweervuur, later door eene hardnekkige bestorming de vijandelijke vuurmonden tot zwijgen te brengen. Zoowel aan de linkerflank als in het front had de aanval plaats, en hoewel de russische batterijen een vernielend vuur op den aanstormenden vijand openden, wisten deze van geen wijken, tot prins Emeretinsky, het gevaar bemerkende waaraan zijne batterijen blootgesteld waren, haar eenige bataljons infanterie ter hulp zond, die door het geschutvuur ondersteund, na een langdurigen strijd de Turken tot wijken dwongen en aldus het gevaar gelukkig afwendden. Thans konden de Russen opnieuw het vuur van al hunne batterijen tegen de vijandelijke stellingen concentreeren en voornamelijk op den Russberg, die als de sleutel der geheele positie beschouwd werd. Het hevige granaatvuur miste zijne uitwerking niet: op verschillende plaatsen ontstond brand en de borstwering vertoonde reeds gapende bressen.
Thans achtte de opperbevelhebber den tijd gekomen om tot de bestorming over te gaan; generaal Skobeloff ontving bevel een heuvel, die hem aan de oogen des vijands onttrok, om te trekken en de Turken onverhoeds op het lijf te vallen, terwijl ook Dobrolowsky den vijand meer oostwaarts moest te lijf gaan. Te 12 uur was het korps van Skobeloff den voet van den Russberg genaderd en maakte het zich tot den storm gereed. Tegelijkertijd speelden de gezamenlijke russische batterijen op deze stelling, zoodat de geheele Russberg door de ontelbare granaten als begraven werd. Te midden van dit oorverdoovend kanongebulder speelde de regimentsmuziek van Skobeloffs troepen, maar toen deze snel den heuvel opklauterden, bleef de turksche stelling zwijgen en bleek het spoedig, dat de vijand voor het vernielende vuur der Russen, en den aanval der stormcolonnes niet durvende afwachten, in overhaasting de vlucht genomen en zich in Loftcha teruggetrokken hadden. Ook Dobrolowsky's troepen hadden bijna gelijktijdig de oostelijk gelegen hoogten bezet en daardoor den val van Loftcha beslist. Na het nemen der bergruggen die de stad beheerschten, was het namelijk niet mogelijk meer deze plaats met goed gevolg te verdedigen, die dan ook spoedig na eenige onbeduidende straatgevechten door de Russen bezet werd.
De verovering van Loftcha werd door het russische leger met luid gejuich begroet.
Met de verovering van Loftcha hadden de Russen hunne taak nog slechts ten halve volbracht. Zooals wij boven reeds aanmerkten, bevond zich ten noorden van de stad eene ontzaglijk versterkte redoute, massief gebouwd, ongeveer 200 meters lang en van breede grachten en hooge borstweringen voorzien. Zoolang deze sterkte niet veroverd was, bezat Loftcha voor de Russen geene waarde; de redoute te bestormen was dus het tweede gedeelte van de taak, die zij zich op den 3 september gesteld hadden.
Te 2 uur hadden de russische batterijen voor de vijandelijke stelling positie genomen, en wel gedeeltelijk op den Russberg, vanwaar men over Loftcha heen de redoute beschieten kon en op den straatweg rechts van de stad, die een onbelemmerd gezicht op de vijandelijke stelling aanbood. Weldra was het geschutvuur algemeen en werd de redoute door kogels en granaten als overladen. Middelerwijl trokken de stormcolonnes door Loftcha en noordwaarts op den sterk verschansten vijand aan. Het was de zoogenaamde pruisische Brigade onder den generaal-majoor Razquildiaeff, uit de infanterieregimenten keizer van Duitschland en prins Karel van Pruisen bestaande. Terwijl het eerste regiment den vijand in het front moest aanvallen had het tweede in last de Osma te doorwaden en de Turken van ter zijde aan te tasten. Het was eene zware, schier hopelooze onderneming. Het geheele terrein was ongedekt en werd dus door het vuur der redoute bestreken; toch lieten de Russen zich niet terughouden; weldra waren zij den zacht afhellenden oever van de Osma genaderd en begaven zij zich te water. Het was voorloopig hun dosl een in het midden der rivier gelegen eiland, waarop zich een molen en eenige andere gebouwen bevonden, te bereiken, waar zij tegen het moorddadige kanonvuur zouden beveiligd zijn. De turksche kanonnen braakten intusschen dood en verderf; geheele gelederen soldaten zonken dood of gewond in het water neêr en op eene onrustbarende wijze werden de gelederen der Russen gedund. Toch stormden deze voorwaarts en hoewel het scheen dat geen enkele Rus het beschermende eiland zoude bereiken, gelukten de overblijvenden er in voet aan land te zetten en achter de gebouwen van het eiland voor een oogenblik verpoozing en schuts te vinden.
Intusschen was ook het andere regiment de vijandelijke stelling meer en meer genaderd; vele manschappen bezweken onder het vij andelijke vuur; de regiments-chef, overste Kohl, werd gewond, maar wilde in dit kritieke oogenblik het bevel niet aan een ander overgeven. Eindelijk was men zooverre genaderd, dat het Russische tirailleursvuur den vijand belangrijk nadeel kon toebrengen, terwijl de stormcolonnes onverschrokken voorwaarts rukten; spoedig hadden zij onder beduidende verliezen den voet der hoogten bereikt, waar zij, voor het vijandelijke vuur beveiligd, een oogenblik halt konden houden, om weldra de steile hoogten te beklimmen; de geheele redoute scheen een krater, waaruit eene zee van vuur losberstte, maar met doodsverachting rukten de Russen al nader en nader, tot de eerste rijen in de grachten afdaalden om - niet meer op te staan. Nieuwe gelederen rukten echter aan en beklommen over de lijken hunner wapenbroeders heen, de verschansingen. Gracht en borstweer waren zwart van soldaten; op eens echter verstomde het geweervuur: de redoute was genomen. Van alle zijden aangevallen en door eene omtrekkende beweging van een kozakkenregiment in het gevaar gebracht van Plevna afgesneden te worden, hadden de Turken ijlings den terugtocht aangenomen en waren de Russen meester van de met zooveel doodsverachting aangevallen sterkte. Gevangenen waren niet gemaakt: de Turken, die zich niet intijds hadden kunnen terugtrekken, waren tot den laatsten man gevallen, binnen de enge ruimte der redoute nog een groot aantal Russen neêrvellende.
Een ooggetuige, die de redoute een oogenblik na de bestorming bezocht, geeft de volgende beschrijving van hetgeen hij daar zag:
‘Ik had gedacht in de redoute talrijke turksche gevangenen te vinden, doch zag mij in mijne verwachting bedrogen. Op de borstweringen en in de grachten lagen vele dooden en gewonden; een verschrikkelijk beeld wachtte mij echter toen ik in de redoute zelve kwam. De Turken hadden zich niet willen overgeven en waren na een woedenden strijd bijeengedrongen geworden. Ik geloof, dat op eene zoo kleine ruimte nooit zulk eene geweldige slachting heeft plaats gehad; Russen en Turken lagen tot een waren berg van menschen opeengehoopt, door kolfslagen en bajonetsteken ten deele op de ontzettendste manier verwond. Wel zes lagen dooden en gewonden waren op elkander gestapeld en meermalen hoorde men uit.de afschuwelijke mengeling van ledematen, lichamen, bloed en wapenen het gekerm der rampzalige gewonden, die door hoopen lijken gedrukt werden. Het was de vreeselijkste aanblik dien ik nog ooit aanschouwd heb, en ook de Russen wendden zich sidderend af, toen zij op deze akelige plek kwamen. De Turken hebben zich tot op het laatste oogenblik met eene hardnekkigheid verdedigd, die schier zonder voorbeeld is. Daarvan getuigen de talrijke lijken der russische soldaten, die te midden dezer stapels van lijken uitgestrekt liggen. Uren lang heeft het geduurd, alvorens men de gewonden uit de dooden opgezocht had, gedurende welken tijd nog velen dood gebloed of gestikt zijn.’
De bestorming der redoute kostte den Russen 1000, den Turken slechts 400 man.