De graftombe van graaf Engelbert II te Breda.
Op de tentoonstelling van kunst toegepast op nijverheid in het paleis van volksvlijt te Amsterdam is het tooneel geheel ingenomen door inzendingen van de fabriek der heeren Cuypers en Stoltzenberg te Roermond. De Kristelijke beeldhouwkunst heeft hier hare schatten uitgestald en ofschoon het slechts modellen en afgietsels in gips zijn, is deze collectie zoo volledig als men maar konde wenschen, terwijl er duidelijk uit blijkt, dat de profane beeldhouwkunst nog reuzenstappen heeft te doen om hare Kristelijke zuster op zijde te streven.
Het voornaamste stuk, dat ook 't meest in het oog valt, is een afgietsel in gips van de graftombe van Engelbert II, graaf van Nassau en diens echtgenoote, Limburg van Baden, waarvan het oorspronkelijke in de groote kerk te Breda staat.
Het afgietsel is eene volmaakte en trouwe kopie van het bredasche monument, zoo zelfs dat de fout aan den schouder van een der hoekfiguren niet verbeterd is.
Op een zoogenaamden toetssteen rusten de beelden der vorstelijke personen naast elkaar, het hoofd geleund op opgerolde matten. De graaf is in volle wapenrusting, terwijl de gravin getooid is met de rijke kleeding eener vorstin uit de vijftiende eeuw.
De beide beelden, die in hunne gelaatstrekken eene wonderlijke en pittoreske uitdrukking van den dood vertoonen, worden toegeschreven aan den genialen beitel van Michel Angelo, ofschoon niets met zekerheid daaromtrent te zeggen is.
Op de vier hoeken van den steen knielen vier figuren, van oostersch marmer, waarvan die van Regulus en Julius Cesar insgelijks aan Michel Angelo worden toegeschreven, terwijl omtrent den kunstenaar der twee andere beelden nergens iets gemeld wordt.
Deze vier beelden zijn zoo fijn van leden, dat zij, die de Nispenkapel in de kerk van Breda bezoeken, zeker daartoe bij voorkeur een zonnigen dag kiezen, om bij het schijnsel der stralen de aderen der beelden binnen hunne marmeren ledematen scherp te zien afgeteekend.
Op de schouders der vier beelden rust insgelijks weêr een toetssteen, waarop de wapenen van graaf Engelbert verspreid liggen. De graftombe is waarlijk vorstelijk en zelfs het afgietsel met zijne naden en voegen is zoo schoon, dat de heeren Cuypers en Stoltzenberg met dit stuk alleen aan hunne vakgenooten een kunstgenot aanbieden, de reis naar Amsterdam overwaardig.
Engelbert II van Nassau, graaf van Vianden, heer van Breda, enz. werd door Karel den Stoute tot ridder van het Gulden Vlies verheven. Hij vergezelde dien vorst op zijne bijeenkomst met den keizer te Trier en snelde te zijner verdediging in den ongelukkigen slag bij Nancy in 1477, waarbij hij zelf gevangengenomen en niet dan tegen betaling van een hoog losgeld ontslagen werd. Onder de regeering van Maximiliaan van Oostenrijk, tegen de Franschen strijdende, hielp hij de ege bij Guinegate in 1479 behalen, handhaafde vervolgens het gezag van den hertog in Vlaanderen, en verkreeg ter belooning zijner veelvuldige diensten aan hem bewezen, de hoogste ambten in de Nederlanden, welke onderscheidingen hij zich door nieuwen krijgsroem tegen de Franschen in 1489, door beleidvolle onderhandelingen en de vermeestering van Sluis in 1492 ten volle waardig maakte. Door Filips den Schoone, bij diens vertrek naar Spanje, tot stadhouder over al de Nederlandsche gewesten, en alzoo tot de hoogste waardigheid naast die van den vorst verheven, bekleedde hij dien rang tot aan zijn dood, op 31 mei 1504.
Het is licht begrijpelijk dat men deze tombe aan Michel Angelo heeft kunnen toeschrijven, hoewel deze bewering door geen enkel document gestaafd wordt. Hoogst waarschijnlijk echter hebben de buitengemeen fraaie beelden tot deze meening aanleiding gegeven, want de meesterhand van den genialen kunstenaa is er zoo merkbaar aan waar te nemen, dat men tot het besluit moet komen, dat alleen Michel Angelo zulk een meesterwerk heeft kunnen leveren.