Geillustreerd nieuws.
De oorlog in het oosten.
De bloedige aanvallen van den 24 augustus in den Schipka-pas besloten nog niet de reeks der gevechten, die om het bezit der belangrijke sterkte geleverd werden. Suleiman-pacha moest de bloem van zijn leger in den noodlottigen pas zien vallen, en dat zonder de minste noodzakelijkheid, daar hij, zooals wij in onze vorige aflevering zagen, langs een anderen weg Bulgarie had kunnen bereiken en de verdedigers van den Schipka-pas van hunne hoofdmacht afsnijden.
Zaterdag 25 augustus werd de slag hervat; ditmaal waren de Russen de aanvallers: de hun uit Tirnova toegezonden versterkingen stelden hen daartoe in staat, al waren zij bij Suleiman-pacha's troepen nog verre in de minderheid. Op den russischen rechtervleugel bevond zich de hoogte Aikirdje-Bell, die door de Turken bezet was en de russische stellingen bestreek. De hoogte werd door drie schansen verdedigd, welke generaal Radetsky uit de handen der Turken poogde te ontrukken. Na een hevig artillerie-gevecht in den voormiddag van den 25 begonnen de Russen de hoogte te bestormen. De turksche kanonnen braakten dood en verderf en meermalen waren de aanvallers door het hevige vuur genoodzaakt terug te trekken. Toch gaven zij den moed niet op: met onweêrstaanbaar geweld rukten zij telkens opnieuw vooruit tot het hun omstreeks half twee gelukte in een der schansen vasten voet te krijgen. De versterking was genomen, maar de helft der aanvallers was onder het moorddadige vuur van den vijand bezweken. Onmiddellijk daarna begon de aanval op de beide andere schansen. Meermalen drongen de Russen tot aan den voet der vestingwerken door, maar telkens waren zij genoodzaakt met groot verlies achteruit te gaan, om een oogenblik later den aanval te hervatten. Eerst tegen den avond begonnen de Turken te wankelen: over alle belemmeringen heen, wisten de Russen zich eenen weg tot binnen de schansen te banen, en door hunne laatste reserve ondersteund, gelukten zij er in den vijand te verdrijven. Hiermede was echter het succes van den dag nog niet beslist. Suleiman-pacha zond spoedig twee geheele brigades of ongeveer 18.000 man af, om de veroverde posities te hernemen, en daar de Russen op dit punt hunne reserve reeds gebruikt hadden, viel het den turkschen generaal gemakkelijk, met zijn overmacht de afgematte Russen weder te verdrijven. De avond was reeds gevallen, doch de maan scheen helder over het gebergte. De overwinnende Turken hieven luide vreugdekreten aan en het geroep van Allah! Allah! we rgalmde door de lucht. Deze oorlogskreet werd echter weldra door het hoerrah! der Russen beantwoord, die, onder begunstiging van het maanlicht en belangrijk versterkt, nogmaals op de verlorene schansen aanstormden.
Het tooneel dat nu volgde is onbeschrijfelijk. Het donderen van het kanon en de knetterende geweersalvo's werden bijwijlen overstemd door de kreten der strijdende partijen, kreten van smart en woede, en de bloedige worsteling hield den geheelen nacht aan, zonder dat het den Russen, ondanks hunne zware verliezen, gelukte de hoogte nemen. Telkens meer troepen namen deel aan het nachtelijke gevecht en toen de morgen daagde, stonden de beide partijen nog strijdende tegenover elkander, de Turken in hunne zeer wèl verdedigde verschansingen, de Russen telkens opnieuw aanvallende. Eerst toen de zon aan den hemel stond nam de bloedige worsteling een einde, doordien de Turken met de bajonet een bloedigen uilval deden en het plateau van vijanden schoon veegden.
In den loop van dien dag (zondag) woedde ook op andere punten de strijd, die met. afwisselend geluk gevoerd werd, maar den Turken toch de overtuiging bezorgde, dat, zoo h t hun al gelukken mocht de verkregene positias te behouden, het hun onmogelijk zijn zou den vijand uit zijne schier ongenaakbare hoogten en ontzaglijke verschansingen te verdrijven.
Den strijd van dien en van den volgenden dag te beschrijven, zou eene herhaling zijn van de gevechten der vorige dagen, zoodat wij alleen willen vermelden, dat Suleiman-pacha, het vruchtelooze zijner pogingen inziende, met het gros zijner troepen zuidwaarts aftrok, om slechts eenige regimenten achter te laten, die den vijand in het oog moesten houden en hem het verder voortdringen beletten.
De zevendaagsche strijd in den Schipka-pas is de bloedigste der tot dan toe geleverde gevechten. De Russen hadden 7000 man buiten gevecht, terwijl het verlies der Turken, die, in de eerste dagen vooral, meerendeels aanvallers waren en daardoor in minder gunstige verhouding kwamen, op niet minder dan 22.000 man aan dooden en gewonden geschat wordt.
Na eene lange werkeloosheid en die van het standpunt der Turken beschouwd onbegrijpelijk is, is Osman-pacha, die zooals onze lezers weten de linie Plevna-Loftcha bezet hield, op het laatst van augustus weêr aanvallend te werk gegaan. Dagelijks ontvingen de Russen nieuwe versterkingen, zoowel uit Rumenië als uit Rusland, zoodat het voor den turkschen bevelhebber van het grootste belang was te trachten zich van zijn vijand te ontslaan, alvorens deze hem over het hoofd gewassen was. Eindelijk, den 31 augustus, heeft Osman-pacha eene poging gewaagd den vijand uit zijne verschansingen te verdrijven, die echter op de waakzaamheid en de standvastigheid der Russen afstuitte. De slag werd over de gansche linie geleverd, maar was het bloedigst op den russischen linkervleugel, die herhaaldelijk den schok der turksche bataljons te doorstaan had. De Russen hadden bij de dorpen Pelischat en Zgalence eenige aardwerken opgeworpen, die echter het nadeel hadden door het hooger gelegen terrein, dat door de Turken bezet was, bestreken te kunnen worden. De hoofdschans werd dan ook spoedig door het vijandelijke vuur deerlijk gehavend, en na een woedenden stormloop gelukte het den Turken er binnen te dringen en de Russen er uit te drijven. Niet lang zouden zij echter in het bezit daarvan blijven; de Russen kwamen weldra met versterkingen terug en hernamen de schans. Uren lang had nu in den omtrek eene verschrikkelijke worsteling plaats, herhaalde malen werd de versterking genomen en hernomen, tot de Turken door een aanval op de tweede linie der russische verschansingen zich het bezit der schans trachtten te verzekeren. Onverschrokken trokken hunne stormcolonnes tegen de loopgraven en aardwerken des vijands op, maar het vuur was zoo verschrikkelijk, dat zij ontzaglijke verliezen leden en halverwege gekomen moesten terugtrekken. Met eene volharding, waarvan de Turken in dezen oorlog reeds zoovele bewijzen gegeven hebben, hernieuwden zij telkens den aanval, zoodat de helling, waarop de russische werken lagen, spoedig met gesneuvelden overdekt was. Eindelijk waren de Turken wel verplicht hunne nuttelooze pogingen op te geven, maar nu werden zij op hunne beurt door de Russen bestookt, die hen eenige bataljons achterna zonden, welke niet alleen het terrein geheel schoon veegden, maar tevens de verloren schans heroverden en den vijand allen lust benamen om een nieuwen aanval te wagen. Ook op andere punten van het slagveld werden de Turken teruggeslagen, zoodat de woedende aanval, die hen op 2000 man te staan kwam, tot geen enkel resultaat leidde. De Russen, die 20.000 man in het gevecht hadden, verloren niet meer dan 500 man.
De zorgeloosheid der Turken zou nog wrangere vruchten opleveren, daar Osman-pacha drie dagen later een nog gevoeliger echec leed door het verlies van het sterke en belangrijke Loftcha; hierover echter in onze volgende aflevering.