Karel de Groote en zijn tijd.
V.
(Vervolg.)
De geschiedenis is rijk aan groote namen op elk gebied; altijd zijn er mannen geweest, die boven hunne tijdgenooten uitstaken of de aandacht hunner tijdgenooten door hunne daden of scheppingen wisten te boeien. De geschiedenis is een Alpenwereld en de namen harer groote persoonlijkheden zijn de namen der bergspitsen, die den lezer, of om in de beeldspraak te blijven, den bezoeker met huivering, zoo niet met eerbied vervullen. Maar welken naam te geven aan Karel den Groote? Ware hij alleen een veroveraar geweest, wiens legers van de Pyreneën naar den Weser, van den Weser naar den Donau, van den Donau naar het hart van Italië gevlogen waren, de oude zoowel als de nieuwe geschiedenis zou zijne gelijken weten aan te wijzen. Maar Karel de Groote is veel meer dan een veroveraar geweest; zijne machtige hand heeft eene wildernis ontgonnen en de boschen geveld, die het zonlicht der beschaving beletten door te dringen. In zijne hand is het Kristendom een lichtende fakkel geworden, die den nacht van het noorden verhelderde. Zijne Franken waren ruwe soldaten, die zich slechts op de slagvelden thuis bevonden en voor wie geen andere roem waarde had dan de roem van het zwaard. Hij echter heeft aan de zijnen het voorbeeld gegeven hoe er nog een hoogere glorie bestond dan die van het ruwe geweld, en dat de overwinningen des geestes grootscher lauweren schenken, oneindig heilzamer gevolgen hebben dan die met bloed en dood zijn gekocht. Een veldheer was hij zooals er maar weinigen de Franken ooit hadden aangevoerd; waar hij in hun midden stond, waren zij zeker van de overwinning; hij leidde hen van het eene slagveld naar het andere en waar hij verscheen, deinsden zijne vijanden af en werden verslagen.
Maar het denkbeeld beheerscht de wereld en wat baatten hem al zijne veroveringen, wanneer hij ze niet vruchtdragend deed zijn? Daarom was hij niet slechts veroveraar, maar ook geloofsverbreider. Voerde de eene hand het zwaard, de andere droeg hest kruis. Hij stond aan het hoofd van het Kristendom en het bloed, door hem en de zijnen uit nooddwang gestort, wischt hij uit door het water des doopsels. Men heeft er Karel den Groote een verwijt en een grieve van gemaakt, dat hij het Kristendom niet predikte maar opdwong, dat hij de leer der liefde door het zwaard verbreidde. Maar wat geeft dezen geschiedschrijvers het recht, een hedendaagsche maatstaf te nemen voor het beoordeelen van toestanden en gebeurtenissen uit den tijd van Karel den Groote? De wereldgeschiedenis is niet afgespeeld in een hedendaagsch salon, kan niet samengedrongen worden binnen de enge muren van een studiecel.
Maar bovendien, Karel de Groote heeft zelfs voor onzen tijd geene verontschuldiging noodig, en vele natiën, waaronder ook de nederlandsche, zouden er beter aan toe zijn, wanneer zij in hare koloniën en overzeesche bezittingen Karels voorbeeld gevolgd en het Kristendom zooals hij hadden ingevoerd. De toekomst ten minste zou er de vruchten van geplukt hebben en in plaats van volken, die zij met de macht van bajonetten in toom moeten houden, zouden zij thans Kristelijke en beschaafde onderdanen hebben, voor wie billijke wetten genoeg waren.
Karel de Groote bedwong de Saksers, plantte er den kruisboom en ging er met zoo krachtigen arm te werk, dat bij gelegenheid, dat de Saksers opnieuw opgestaan waren, hij er vierduizend vijfhonderd, die van trouwbreuk beschuldigd waren, liet onthoofden. Dit is zeker eene bloedige daad. Maar alvorens te oordeelen, stellen wij eerst het feit in het ware licht