Geillustreerd nieuws.
De oorlog in het oosten.
Vóór de afzetting van Abdul-Kerim en de benoeming van Mehemed-Ali-pacha tot Serdar-Ekrem der turksche strijdkrachten in Europa (zie onze vorige aflevering), was de positie der Turken alles behalve schitterend. Omstreeks half juli schenen de turksche strijdkrachten overal door de russische legers overmeesterd te zullen worden. Het hoofdkwartier des keizers bevond zich te Tirnova, in het hart van Bulgarië, gereed om overal hulp te brengen en met verpletterende overmacht op te treden, waar de loop van den oorlog zulks eischen zou. Oostwaarts bevond de geheele Dobrudscha zich in de macht van generaal Zimmermann, terwijl zoowel Yarna als Silistria door hem bedreigd werden. Roestsjoek werd ingesloten door het leger van den zoon des troonopvolgers, terwijl de gewichtige Balkan-passen in het zuiden door generaal Gurko geforceerd waren en de stoutmoedige tocht van dezen bevelhebber, na de inneming van Jeni-Sagra en Eski-Sagra, zelfs Adrianopel bedreigde. Na dien datum is er echter eene geheele omkeering in den toestand gekomen, ie reeds vóór de benoeming van Mehemed-Ali voorbereid, en later door het krachtig optreden van dezen dapperen veldheer verder voortgezet werd.
De turksche muschir of maarschalk Osmanpacha, die zich sedert het begin van den oorlog in de nabijheid van Widdin bevond, om het rumeensche leger bij Kalefat in het oog te houden, dat van daar uit Widdin beschoot en den Donau trachtte over te trekken, rukte in de tweede helft van juli met 8000 man, terwijl nog sterkere afdeelingen volgden, oostwaarts op, met het doel om den van Sistova uit naar het zuiden marcheerenden vijand in zijn rechterflank te bedreigen. Osman-pacha's bewegingen werden stipt geheim gehouden en met snelheid volvoerd. Den 19 kwam hij met zijn voorhoede voor Plevna, ten zuidwesten van Nicopolis gelegen, aan. In en rondom Plevna bevond zich eene divisie van het 9e russische legerkorps, ter sterkte van 1500 man. Baron Krüdener, die zich met het gros van het 9e korps in Nicopolis bevond, had het onnoodig geoordeeld Plevna sterker te bezetten, daar hij den vijand, dien hij nog altijd tusschen Widdin en Rahova dacht, tot eene stoute offensieve beweging niet in staat achtte. Deze achteloosheid zou voor de Russen bittere vruchten afwerpen: hun geringe macht werd door Osman-pacha zonder veel moeite overhoop geworpen en Plevna door hem bestormd en vermeesterd.
Baron Krüdener, die thans zijn misslag inzag, zond, in den nacht van den 19 op den 20, 6000 man troepen onder generaal Schilder-Schuldner op den vijand af, met bevel de Turken onmiddellijk aan te vallen en uit Plevna te verjagen. Het eerste gedeelte van de opdracht werd uitgevoerd, maar, daar ook het tweede korps van Osman-pacha's leger inmiddels was aangekomen, werden de Russen met ontzaglijke verliezen teruggedreven.
Den daarop volgenden nacht kwamen opnieuw 3000 man versterking uit Nicopolis aan, en hoewel Osman-pacha over niet minder dan 20.000 man beschikte, waagde generaal Schilder den 21 nogmaals den aanval, die in een ijselijken slag ontaardde en met een volkomen neêrlaag der Russen eindigde. Door de overmacht verpletterd - de russische generaal kon nauwelijks 11.000 man in het vuur brengen - was Schilder genoodzaakt met een verlies van 2000 man aan dooden en gewonden, 400 gevangenen, twee kanonnen en een aantal proviandwagens het slagveld te ruimen. De Russen mochten zich gelukkig achten, in hunne vlucht niet door den vijand vervolgd te worden, daar zij in dit geval wellicht geheel vernietigd waren geworden.
Het onmiddellijk gevolg van deze turksche overwinningen was, dat de aanval op Roestsjoek moest opgegeven worden, daar prins Schakoskoï, die met het elfde legerkorps voor die stad stond, bevel ontving in allerijl naar Plevna op te rukken en den vijand aldaar uit zijne stellingen te verdrijven. Daarenboven moesten de Russen de vroeger afgewezen hulp van het rumeensche leger inroepen, dat thans den Donau overtrok en gedeeltelijk den garnizoensdienst te Nicopolis overnam en gedeeltelijk de russische strijdkrachten bij Plevna moest versterken.
Na de gevechten van den 21 en 26 juli bereidden Turken en Russen zich op een nieuw., en zoo mogelijk baslissend treffen voor. Osmanpacha trok alle beschikbare turksche troepen tot zich en had weldra 35 à 40 duizend man onder zijne bevelen. In en nabij Plevna deed hij zijne legermacht eene sterk door verschillende heuvelreeksen bedekte stelling over eene uitgestrektheid van vijf kilometers innemen, terwijl de flanken door het riviertje Vid gedekt waren.
Het russische leger, 32.000 man sterk met 160 stukken geschut en drie brigades cavalerie, stond onder het bevel van baron Krüdener, die den in de richting van Nicopolis staanden rechtervleugel, en onder dat van generaal Schakoskoï die meer zuidwaarts in de richting van Tirnova den linkervleugel aanvoerde. Generaal Skobeloff stond met eene divisie tusschen de twee legerhoofden in en moest de gemeenschap tusschen de zich over eene lengte van acht mijlen uitbreidende vleugels onderhouden.
In den middag van den 29 werd er een krijgsraad gehouden, die door Krüdener, Schakoskoï en verschillende divisie-generaals werd bijgewoond en waarin de aanval op de vijandelijke stellingen tegen 5 uur van den volgenden morgen bepaald werd. De beide vleugels zouden hunne concentreerende beweging voortzetten met het doel, de vijandelijke verschansingen langs alle zijden aan te vallen en te trachten Plevna te nemen.
De alom voorbereide aanval was eene roeke-looze onderneming. De Turken hadden hunne positiën in een bijna onneembare vesting herschapen, terwijl de betrekkelijk zwakke russische strijdkrachten door den verren afstand der beide vleugels niet met de vereischte overeenstemming konden optreden, waardoor de snelheid en eenheid der operatiën groot gevaar liepen, eene omstandigheid, die dan ook wezenlijk een noodlottigen invloed op de beslissing van den veldslag heeft uitgeoefend.
In den nacht van den 29 op 30 juli had het aanhoudend geregend, waardoor de grond geheel doorweekt was en de Russen eerst tegen zes uur tot den aanval konden overgaan. Deze werd ingeleid door het 9e legerkorps onder baron Krüdener, die zijn geschutvuur op het in de eerste verschansingslinie der Turken staande dorp Radisara liet richten en de infanterie spoedig tot den aanval deed overgaan. De Turken verdedigden zich dapper, doch de Russen streden met eene niets ontziende doodsverachting, zoodat deze al spoedig het dorp stormenderhand veroverd en den vijand van de omliggende hoogten verdreven hadden. Thans daalde ook de russische artillerie in het dal af, dat hen van de door de Turken verlaten hoogten scheidde, en wierpen zij op de heuvelklingen van Radisara vijf batterijen op, die een vernielend vuur op 's vijands tweede verdedigingslinie openden. Hier bezaten echter ook de Turken geduchte batterijen, wier moorddadige uitberstingen baron Krüdener het verder voortdringen beletten, zoodat zich langs deze zijde het gevecht, na eenige vergeefsche aanvallen, allengs tot een wederzijdschen geschutkamp bepaalde, die voor de Russen dit ontzaglijk nadeel had, dat een goed deel hunner troepen tot bijna volslagen werkeloosheid gedoemd werd.
Intusschen had ook de linkervleugel den aanval begonnen en wel met eene voortvarendheid, welke niet in verhouding stond tot Schakoskoï's geringe macht en de omstandigheid dat de rechtervleugel hem slechts weinig ondersteuning kon bieden. Na een geweldig artillerievuur tegen de vijandelijke stellingen onderhouden en oordeelende daardoor den bajonet-aanval genoegzaam voorbereid te hebben, liet generaal Schakoskoï twee brigades infanterie, in het geheel slechts 12 à 15.000 man sterk, in gesloten colonnes van ongeveer 100 manschappen, met de tirailleurs-kompagnieën aan het hoofd, tegen de steile hoogten oprukken, waar de vijand zijne batterijen geplant had. Terzelfder tijd openden de russische kanons een allerhevigst vuur op de vijandelijke positiën, om den aanval der infanterie te ondersteunen. Aldus eenigzins gedekt, rukten de stormcolonnes onverschrokken voorwaarts, maar weldra werden zij door zulk een hevig kanon- en geweervuur begroet, dat geheele bataljons weggemaaid werden en binnen weinige oogenblikken honderden lijken het slagveld bedekten. Toch wisten de Russen van geen wijken. Wie staande bleef stormde voort en toen men de vijandelijke verschansingen tot op een honderdtal meters genaderd was, richtten de Russen op hunne beurt een moorddadig snelvuur op de turksche kanonniers, om een oogenblik daarna den storm te hervatten. Vreeselijk woedde de strijd. Het donderen van het kanon, het ratelen van het geweervuur, de kreten der stervenden en het ‘hoera’ der aanvallers vermengden zich met elkander, tot de gedunde russische bataljons den kam der hoogte bereikt hadden en wat nog tegenstand bood bij de kanonnen neêrvelden. Een oogenblik later bevonden de verschansingen zich in de macht der stoute aanvallers, en zoo was ook hier de eerste positie der Turken veroverd.
Bijaldien generaal Schakoskoï zich met dit aanvankelijk succès had tevreden gesteld, zou hij in ieder geval de eer van den dag gered hebben, maar juist deze gedeeltelijke overwinning verleidde hem er toe nog verder door te tasten, ofschoon de Turken veel sterker bleken te zijn dan men aanvankelijk gedacht had, en baron Krüdener nog altijd door den vijand schaakmat gezet werd.
Achter de thans veroverde positie bezaten de Turken eene tweede rij verschansingen, nog geduchter dan de eerste, en met zijne afgematte en gedunde troepen werd de aanval door den russischen generaal hervat. Daar de stormcolonnes echter weinig vorderden, speelde Schakoskoï zijn laatste kaart uit door ook zijne reserve in het vuur te brengen, 'tgeen aanvankelijk eene gunstige uitwerking had, daar het den Russen voor een oogenblik zelfs gelukte in 's vijands verschansingen vasten voet te krijgen; maar toen de Turken met groote macht kwamen opdagen, waren de Russen genoodzaakt te wijken en zich in de eerst veroverde positie terug te trekken. Groote massa's turksche infanterie ontwikkelden zich in het dal, 'twelk beide heuvelreeksen van elkander scheidde, en hoewel Schakoskoï snel eenige batterijen in positie stelde en een overstelpend vuur op den vijand liet openen, won deze al meer en meer veld en bestormde op zijne beurt de russische stellingen. Nog eene laatste wanhopende poging wendde de russische veldheer aan om de Turken tot staan te brengen. Teneinde hen in den rug te bedreigen, liet hij een brigade links afwijken in de richting van Plevna, met last dit gewichtig punt te nemen. Zij moest zich daartoe door den vijand heenslaan; maar daar deze op zijne hoede was, mislukte de toeleg geheel en al en werden de aanvallers bijna tot den laatsten man neêrgeschoten. Slechts twee compagnieën slaagden er in Plevna te bereiken, waar zij echter in een oogwenk omsingeld en neêrgehouwen werden.
Thans was de positie der Russen volstrekt onhoudbaar geworden. Van alle zijden bedreigd en van hunne laatste reserven beroofd, moesten de Russen al hunne stellingen verlaten en, door de Turken achtervolgd, in de richting van Tirnova een goed heenkomen zoeken. De russische legerhoofden waren gedwongen hunne gekwetsten op het slagveld achter te laten en al vluchtende vernamen zij nog de stervenskreten dier ongelukkigen, die door de woeste bashi-bazoeks vermoord werden!
Eerst te één uur in den nacht nam de vervolging een einde en konden de Russen zich in veiligheid rekenen.
Ook de russische rechtervleugel had zich, na zware verliezen geleden te hebben, achter de rivier de Ossna, die bij Nicopolis in den Donau valt, moeten terugtrekken. De verliezen der Russen op den 30 juli kunnen op ongeveer 10.000 man aan dooden, gewonden en gevangenen geschat worden. De russische cijfers geven de helft, de turksche ongeveer het dubbele van het door ons genoemde getal op. Over de gevolgen van den slag bij Plevna spreken wij in de volgende aflevering.