De Belgische Illustratie. Jaargang 9
(1876-1877)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 371]
| |
Rubensfeesten te Antwerpen.Antwerpen, de stad der kunsten, viert den driehonderdsten verjaardag van Rubens’ geboorte - een feest, dat inderdaad een wereldfeest mag geheeten worden, want de groote meester der zeventiende eeuw vindt bewonderaars overal waar harten, voor wat grootsch en verheven is, kloppen. Het geeft weinig inderdaad waar eigenlijk de wieg van Rubens stond, of te Siegen of te Antwerpen - van Keulen is geen spraak meer - doch dewijl het meer en meer duidelijk wordt, dat Rubens niet te Siegen, maar wel in Antwerpen het levenslicht zag, heeft Antwerpen gelijk zich die geschiedkundige bijzonderheid niet te laten ontrooven. De heer Backhuyzen-Van den Brinck, in leven de geleerde archivarius der koninklijke bibliotheek van Den Haag, had, zoo dacht men, het pleit ten voordeele van Siegen, waar Jan Rubens, ten gevolge van niet zeer lofwaardige zaken met de prinses van Oranje, geïnterneerd was, beslist; doch het bleek, na verloop van tijd, dat het laatste woord over de geboorte niet gezegd was en als Keulen, steunende op een vervalschten brief, van zijn recht vervallen moest worden verklaard, ook Siegen dit vonnis ten gunste van Antwerpen zou ondergaan. De eerste geschiedvorscher, welke op dit vraagpunt de aandacht inriep, was een nederig, onbekend en voorwaar! niet zeer gelukkig man. Hij noemde zich Victor Van Grimbergen, en was een gering beambte ten stadhuize van Antwerpen. Later trad de heer Barthélémy Dumortier, lid der Kamer van Volksvertegenwoordigers, met bewijzen en zeer logische redeneeringen op, welke door nieuwe stukken bevestigd werden, in het stedelijk archief van Antwerpen door de heeren Génard, archivarius en ook door Van den Branden, hulp-archivarius, gevonden. Jan Rubens, vader van den beroemden meester, was, om wille der beroerte naar Keulen geweken, en ofschoon hij van den Antwerpschen stedelijken raad een attest van goed katholiek te zijn, erlangde, ging hij door als zijnde der hervorming toegedaan; maar Jan Rubens was juist geen voorbeeld van mannelijke trouw en zedelijkheid en zijne betrekkingen met de gemalin van den Zwijger, met Anna van Saxen, brachten hem weldra in de gevangenis te Dillenburg en later werd hij, zoo als gezegd is, te Siegen geïnterneerd, waar zijne echtgenoote Maria Pypelinckx, eindelijk toelating ontving zich bij hem te nio-gen vestigen. Maria Pypelinckx wendde al hare pogingen aan, om het gebeurde te Dillenburg en te Siegen, voor hare familie en vrienden in de Spaansche Nederlanden, geheim te houden; zij gelukte er voortreffelijk in en te Antwerpen dacht men niet anders, of Jan Rubens woonde en verbleef nog altijd in de Sternenstrasse te Keulen. Ook toen na de Gentsche Bevrediging en het tractaat van Marche-en-Famennes, de verbeurd verklaarde goederen in de Nederlanden, aan hunne eigenaars werden terug gegeven, en Jan Rubens zijne eigendommen moest komen opeischen, lichtte hij voor zijne echtgenooteGa naar voetnoot(1) eene volmacht, gedagteekend uit Keulen en met deze gewapend verliet de moedige vrouw, toen reeds in gezegende omstandigheden verkeerende, Keulen, zakte met het beurtschip den Rijn af en bereikte, na eene tamelijk korte en trouwens zeer gemakkelijke reis, hare vaderstad Antwerpen. De echtgenoote van Jan Rubens had nog een ander doel dan het opeischen der goederen, waarvan hooger gesproken wordt: zij wildeden prins van Oranje verbidden haren man genade te schenken en hem de vrijheid weêr te geven. Bevond de prins van Oranje zich te dien tijde in de Nederlanden? Zulks is bewezen door officieele datums. Het wordt dus ook ontwijfelbaar dat Peter-Paulus hier te lande geboren werd, dewijl Maria Pypelinckx zich middelerwijl niet meer had verwijderd. Dat de kerkregisters geen melding van den doop des pas geborenen maken, is te begrijpen: in den toestand, waarin de familie Rubens zich bevond, zal de moeder het niet zeer geraden hebben gevonden luidop hare katholieke gevoelens te doen kennen: de prins van Oranje ware zeker gemakkelijker te verbidden door iemand die de hervorming, dan wel die de roomsche leer was toegedaan. Peter-Paulus is dan ook zonder twijfel in het geheim of later gedoopt, en werd in het katholiek geloof opgevoed. In rijpen leeftijd, en toen hij in 't volle van zijn kunstroem was, gaf hij meer dan eens blijken van diepe godsvrucht. Dagelijks, en alvorens het penseel op te nemen, ging Rubens in St.-Jacobs-kerk te Antwerpen ter Misse; in 1609 was hij dienende meester in het Broederschap der Christelijke Leering, en in 1613 prefect van hetzelfde Broederschap - een voortreffelijk antwoord op de beweeringen van sommigen, die de godsdienstige gevoelens van den grooten meester zoo niet durven betwisten, dan toch deze gevoelig in de schaduw stellen. Tot zijn tiende jaar woonde Peter-Paulus te Keulen; hij zegt dit zelf in een meer dan eens herdrukten brief. Toen zijn vader in gemelde stad gestorven was, keerde de familie Rubens naar Antwerpen, hare vaderstad, terug, welke zij twintig jaar vroeger had vaarwel gezegd. De knaap werd als paadje in het huis van Margaretha de Ligne, weduwe van gravin de Lalaing, aangenomen; doch het heilig vuur smeulde in hem en hij wilde kunstenaar worden. Adam Van Noort was zijn eerste meester, en ofschoon hij later in het werkhuis van Otto Van Veen trad, behield de leerling meer de strekkingen van den eerste, die vlaamsch in koloriet bleef, dan wel van den tweede, die de italiaansche wijze volgde. Met aanbevelingsbrieven van de aartshertogen Albert en Isabella, hem door den laatstgenoemden meester bezorgd, toog de jonge Rubens naar het land der schoone kunsten, naar het dichterlijk schoone Italië, en vestigde zich in de stad der gondolen, in Venetië. Zijne aanbevelingsbrieven, zijne edele manieren, zijne uitgebreide kennis en wetenschap verschaften hem toegang tot het hof van Mantua. Later vertrok hij naar Rome, Florence en andere steden van het kunstlievende land, werd alom in de hooge kringen ontvangen, met geschenken vereerd en wat meer zegt dan dit alles, zijn kunstroem kwam van gene zijde der Alpen herwaarts over en verbreidde zich snel in de Nederlanden. In het begin van november 1608 ontving Rubens, die immer goed zoon gebleven was, te Genua het bericht, dat zijne moeder erg ziek was; de jongeling maakte zich reisvaardig en hoopte wel de dierbare nog te zien, vóór dat zij naar beter vaderland afreisde. Nuttelooze spoed: Maria Pypelinckx stierf den 14 november en dewijl niets hem nu nog naar zijne vaderstad riep, vertraagde Rubens zijne reis en kwam slechts in de eerste dagen van 1609 in de Nederlanden aan. Niet lang zou hij in deze laatsten vertoefd hebben, waren de aartshertogen Albert en Isabella niet tusschen beiden getreden: zij kluisterden den reeds beroemden jongen man aan zijn vaderland, gaven hem den titel van hofschilder en de toelating zich in Antwerpen, in de stad die hij zoo lief had, te vestigen. Het was op den grond der Kolveniersgilde, dat Rubens een huis bouwde; juist die bouwing gaf aanleiding tot ongenoegen met gemelde gilde en het was ten gevolge der vereffening van de ontstane moeilijkheden, dat de wereldberoemde schilderij de Afdoening van het Kruis vervaardigd werd. Rubens had, tijdens zijn verblijf te Mantua, in Spanje reeds eene diplomatische zending volbracht. In zijn vaderland vingen die zendingen omstreeks 1621 als voor vast aan, en werd hij tot een aantal voorname ambten geroepen, 't ls juist in die bedieningen dat men een nieuw bewijs vindt zijner geboorte in Antwerpen. Immers, zonder het poorterschap te bezitten kon men, volgens de bestaande wetten, geen openbaar ambt bekleeden: welnu, het poorterschap werd slechts bekomen door geboorte of door latere beslissing van wege de stedelijke overheid. Ware Rubens te Siegen, zoo als men beweert, geboren, men zou hem het poorterschap hebben moeten verleenen: in de poortersboeken van Antwerpen, die zeer volledig zijn, wordt echter zijn naam niet gevonden. Is dit niet een duidelijk bewijs, dat Rubens dat poorterschap door zijne geboorte zelve bezat? Het is ons niet mogelijk den grooten vlaamschen meester in al zijne staatkundige en kunstwerkzaamheden te volgen; doch hoe verdienstelijk hij in de eersten moge geweest zijn, de tweeden blijven alles overheerschen en hebben hem de kroon der onsterfelijkheid geschonken. Ja, hij was inderdaad een schilder, die bij tusschenpoozen wel eens diplomaat wilde zijn! In 1614 werd hem, uit zijn huwelijk met Isabella Brandt, een zoon geboren, waarvan de aartshertog peter was en die ook Albert's naam droeg. Nog een tweede zoon kwam het oprecht christelijk huisgezin vergrooten; doch in 1626 trof den meester een zware slag: zijne echtgenoote, eene edele en brave vrouw, stierf en het schitterend huis, als het ware met kunstrijkdommen opgekropt, dat Rubens in Antwerpen bewoonde, werd een lijkhuis voor hem! Om zich eenige afleiding te geven, deed de meester eene kunstreis in Nederland, hield zich te Utrecht, Gouda, Den Haag en in andere steden op, knoopte betrekkingen met een aantal beroemde kunstenaars aan, en deed zich daar, even als alom, door zijn beminnelijken omgang hoog waardeeren. Rubens was een man van het toenmalige high life, in den vollen zin des woords. De reis in de Nederlanden was ook niet gansch zonder staatkundige bedoeling geweest, zoo min als de diplomatie vreemd aan zijn verblijf te Parijs gebleven was. Trouwens een groot deel van het leven van den vlaamschen meester, wij zeiden het reeds, was aan staatkundige bemoeiingen gewijd, niet alleen in de Nederlanden, maar in Spanje, Engeland, Frankrijk, enz. en niettegenstaande deze veel tijd eischten, is het getal schilderstukken van zijne hand, in de verschillende landen voorhanden, bovenmate groot. Den 6 december 1630 huwde Rubens, in de St.-Jacobs-kerk van Antwerpen, Helena Fourment en bracht in dit deel zijns levens, het schoone jaargetijde niet zelden op zijn landgoed het Steen, te Elewyt, tusschen Vilvoorden en Mechelen, door. Jammer genoeg, dat dit stille en geliefkoosde verblijf derwijze is veranderd, verbouwd en verbrokkeld, dat het in weinig of niets meer aan den edelen man denken doet. Men is het eens Rubens als een stil, ordelijk, huiselijk en bovenal oprecht katholiek man voor te stellen; zijn gemoed was edel, vredelievend, beminnelijk; hij voerde geen vijandschap, stelde zich boven den nijd en de afgunst, en maakte een ridderlijk gebruik van de aanzienlijke fortuin hem gegeven. Zijn leven was inderdaad eene aaneenschakeling van geluk en voorspoed geweest: jong reeds was hij ten toppunt van roem en eer geklommen, hadden koningen en vorstinnen, adellijken en volken hem om strijd gehuldigd. Alles scheen hem te vereeren en te ontzien, behalve de ziekte, der menschelijke natuur eigen. Het laatste groote tafreel dat de meester maalde was de marteldood van den H. Petrus, dat nog de St.-Pieters-kerk van Keulen versiert. Den 30 mei 1640 onderging Rubens een hevigen aanval van jicht en stierf des avonds in den leeftijd van slechts 63 jaar. Het was eene verpletterende tijding voor Antwerpen, waar hij de achting en liefde van allen had weten te winnen. Zijn stoffelijk overschot werd, na eene treffende lijkplechtigheid, voorloopig in den grafkelder der familie Fourment bijgezet. Weldra werd aan de weduwe Rubens toegestaan, achter de koor in St.-Jacobs-kerk eene kapel te bouwen, alwaar zij de dierbare asch in eene graftombe plaatste. De zerk ligt voor het altaar en in dit laatste prijkt een der schoonste meesterstukken van den grooten kunstenaar. Prachtiger bouquet van kleuren dan op deze schilderij, kennen wij voorwaar niet! | |
[pagina 372]
| |
De zerk was tot in 1755 zonder naam. Waartoe ook noodig! Iedereen kende de plaats waar de groote man rustte, en het oudere geslacht wees haar het jongere aan. In gemeld jaar deed een kanunnik der parochie-kerk en naneef van Rubens, de eerw. heer Van Parijs er het opschrift op beitelen dat wij er heden nog op lezen, en dat de katholieke Antwerpenaar, tijdens de feesten, onder de lauwerkroonen zal willen begraven.
aan de fontein, naar eene schilderij van j. burgers.
Antwerpen viert dien geboortestond op eene waarlijk trotsche wijze. Het stadsbestuur, de talrijke gezelschappen, en onder deze de Harmonie en de Katholieke Kring, de burgers in het bijzonder, vieren Rub[e]ns met een geestdrift die toont, hoe diep zijn geest zich met dien der opvolgende geslachten vereenzelvigd heeft! Rechls en links rijzen triomfbogen, ofwel zijn borst- of standbeeld, op. De verlichting, de optochten, de versieringen beloven prachtig te zullen zijn. In de kathedraal wordt, op bevel van Zijne Em. den kardinaal, een te Deum gezongon; in de Carolus-Borromeus-kerk doet het broederschap van O.L.V. Hemelvaart, van welke Rubens deel maakte, eene Mis celebreeren; in St.-Jacobs-kerk, waar de meester begraven ligt, zullen er insgelijks plechtigheden ter eere van den geboortedag plaats hebben. | |
[pagina 373]
| |
de oorlog in het oosten. - de donau bij galatz.
|
|