Karel de Groote en zijn tijd.
Karel de Groote heeft het met sommige groote mannen uit de geschiedenis gemeen, dat men zijne geboorteplaats niet met juistheid weet op te geven. Voor eene persoonlijkheid als de zijne doet dit ook minder af en, hetzij He, ristal of een andere plaats hem heeft zien geboren worden, zijne hooge beteekenis voor de wereldgeschiedenis hecht zich niet het minste aan het feit waar zijn wieg eens gestaan heeft. Zeven steden in Griekenland streden om de eer, aan den vader van het heldendicht het levenslicht geschonken te hebben, en ofschoon deze onvruchtbare strijd nog altijd beslist moet worden, heeft het aan de waarde en de faam van den dichter van Troje nooit het minste nadeel toegebracht, dat men het over zijne geboorteplaats niet eens was.
Karel de Groote verdient het zeker, dat de steden eikender in pennetwist beroepen, en aanspraak maken op de eer hem te hebben zien geboren worden. Het verschil echter tusschen het kind in de wieg, en den man, die zich de kroon van het westerlijk keizerrijk op het hoofd liet zetten en eene beschaving aan Europa schonk, is zoo groot, dat het haast eene overdreven vereering mag heeten, hier de geschiedboeken van eene tekortkoming te beschuldigen. De geschiedenis heeft wel andere dingen ten harén laste dat wij deze kleine ledigte haar gerust kunnen vergeven, hetgeen wij hier met een te vrijer geweten kunnen doen, omdat Karels leven in een tijd viel, dat de geschiedschrijving, met uitzondering natuurlijk van de classieke, nog zeer onvolledig was en wij voor de bijzonderheden van zijne regeering en zijn leven geene andere bronnen hebben dan Eginhard en sommige kronieken.
Karel de Groote is niet alleen de ontginner van Europa's beschaving, maar hij is ook bij voorkeur de held der middeleeuwen. Die het staatkundig en verstandelijk leven der middeleeuwen wil leeren kennen, moet ieder oogenblik tot hem terugkomen. De Otto's, de Hohenstaufen meenen op den weg der grootheid te zijn, wanneer zij in zijne voetstappen treden; zijn voorbeeld zweeft allen voor oogen, die in de korte ruimte van dit leven naar iets grootsch streven. Wat hij tot stand gebracht had, kwam aan de opvolgende geslachten zoo bovenmenschelijk voor, dat de verdichting er zich gerust van kon meester maken en toch geloof vinden.
Hij was de held der middeleeuwsche sage, van het middeleeuwsche volkslied, en de beoefenaar van onze nederlandsche letterkunde weet welk eene aanzienlijke rol Karel speelt in de middeleeuwsche romans. Reeds eeuwen was zijn lijk bijgezet in de graftombe te Aken, en nog vonden de troubadours een gunstig gehoor wanneer zij zongen van zijne daden en bedrijven. Zijne geschiedenis werd tot eene legende, waarin ook zijne geheele omgeving werd opgenomen; alsof zijn leven zelf niet groot en schoon genoeg was, moest de verdichting er nog haren tooverachtigen sluier over heen werpen en uit Karel den Groote en zijne twaalf pairs, is onder de handen der poëzie, een cyclus verhalen gegroeid, die de aanvang zijn van de letterkunde in de meeste landen van Europa - zoodat de Karei der legende niet minder groot is dan de Karel der geschiedenis.
Niet alleen Frankrijk en Duitschland hebben aan hem de hoogste verplichting, maar ook de Nederlanden hebben reden zijn naam in zegening te houden. Het was te Nijmegen, dat hij dikwijls zijn hofleger kwam opslaan, om uit te ruston van de staatszorgen, om recht te spreken of de hooge kerkelijke feestdagen te vieren, en Nijmegen's Valkenhof bewaart nog de nagedachtenis van den grooten man, die daar dikwijls neerzat, zijn oog latende gaan over de bloeiende landstreek aan zijne voeten, welke de Waal en de Rijn te samen broederlijk omvatten.
Het is de grootste roem van Karel den Groote, op de ruïnen van het romeinsche keizerrijk het gebouw der kristelijke beschaving te hebben opgetrokken. Om dit in het licht te stellen, is het noodig in twee of drie penseeltrekken den tijd te doen herleven, die zijn bewind voorafging, en de kaart ter hand te nemen, waarop de grenzen der volksverhuizing getrokken zijn.
Uit het land van Azië waren zij komen opzetten, den weg nemende door het oude Sarmatië, het tegenwoordige Rusland, de wilde volksstammen, die den romeinschen Staat onder hunne slagen zouden doen vallen. De geschiedenis van het Rome der keizers is de geschiedenis van eene onafgebroken worsteling aan den Rijn, aan den Donau, in Gallië en Germanië, altijd heviger, altijd verbitterder, altijd grooter omvang aannemende, totdat ten laatste de grenzen, om het romeinsche keizerrijk getrokken, door de barbaren wordt doorgebroken en op de afgescheurde rij ksdeelen nieuwe staten. worden gevestigd.
Het is in dezen tijd reeds, dat men in de romeinsche geschiedenis aanhoudend den naam van Franken hoort vermelden; zij waren mede van de geduchtste vijanden van Rome, en de romeinsche legioenen mochten hen nog zoo dikwijls terugwerpen, toch kwamen zij ieder jaar met versche benden hunne strooptochten in Gallië en de romeinsche grenslanden hervatten. Een romeinsch volkslied, dat door de jeugd van Rome en de soldaten van de gallische en germaansche legers gezongen werd, eindigde telkens met het refrein: ‘Wij hebben duizend Franken verslagen, duizend Sarmaten, duizend, duizend, duizend.’
Deze Franken waren bestemd de westersche heerschappij van het romeinsche keizerrijk over te nemen. Toch speelden zij in de groote volksverhuizing slechts eene ondergeschikte rol, en de andere volken, als de Oost- en West-Gothen, de Sueven en Vandalen, hadden reeds rijken veroverd, voordat de Franken voor de geschiedenis van beteekenis werden. In den grooten volkenslag op de catalaunsche velden, het tegenwoordige Chalons in Champagne, door de Romeinen en de Oost-Gothen tegen Attila en zijne Hunnen geleverd, wordt van de Franken slechts gesproken als van eene legerafdeeling, die zich onder hun koning Meroveus wakker in den strijd geweerd heeft. Eene staatkundige beteekenis schenen zij dus nog niet te hebben.
Zij hadden zich neergezet in het noorden van Frankrijk, in België, Nederland en aan de beide oevers van den Rijn en waren verdeeld in Saliërs en Ripuariërs, die, weer in takken gesplitst, ieder hun hoofd of heirvoerder hadden.
Clovis of Chlodwig is de grondvester van den frankischen Staat. Hij was een zoon van Meroveus, het opperhoofd der salische Franken, waarnaar zijn geslacht dat der Merovingers genoemd werd. Hij is een van de merkwaardigste personen der geschiedenis, want hij heeft niet alleen den grondslag gelegd van het tegenwoordige Frankrijk en Duitschland, maar het zijn ook zijne ongewijde handen geweest, die de zaden van het Kristendom het eerst in de frankische landstreken gestrooid hebben. Wij zeggen met opzet ongewijde, want indien Clovis ook al gedoopt en Kristen was, nooit heeft hij den barbaar en heiden kunnen afleggen. Men schudt dan ook maar niet in eens de menschelijke natuur uit, en wanneer ons het Kristendom van die tijden ruw, wreed en bloeddorstig mocht voorkomen, laat ons dit dan niet wijten aan den godsdienst, maar aan de mannen, die, met het bloed van de vereerders van Wodan en Thor in het hart, zoo niet in eens de leer van liefde, vrede, vergevingsgezindheid konden aannemen, zooals zij door den goddelijken Zaligmaker verkondigd en door de zendelingen van Rome, door de geheele wereld, verspreid werd.
(Wordt vervolgd.)