Geillustreerd nieuws.
De oorlog in het oosten.
De voldrocht der Russen in het schiereiland van den Balkan is eene nieuwe phase ingetreden. Terwijl het bezetten van Rumenië 't voorspel van hot bloedige drama was, kon men het overtrekken van den Donau en het binnenrukken van Bulgarije het eerste bedrijf van den oorlog heeten. Door het overtrekken van den Balkan, de tweede en laatste natuurlijke verdedigingslinie der Turken, is thans het tweede bedrijf begonnen. Zal dit het laatste zijn? Zal de bezetting van Constantinopel door de Russen het slottooneel wezen van het drama, of zullen Engeland en Oostenrijk tusschenbeide komen en trachten te verhinderen, dat de russische vlag aan de oevers van den Bosphorus waait? Niemand kan zulks zeggen, maar het is in elk geval zeker, dat er nog eenijsselijke strijd zil gevoerd worden, alvorens de Russen hun einddoel bereikt hebben, en het laatste bedrijf vanl dan vreesselijken krijg zal niet het minst bloedige, noch het minst belangrijke zijn. Voordat wij echter den verderen loop der gebeurtenissen volgen, achten wij het noodig een beknopt, maar duidelijk overzicht te geven van 'tgeen de laatste wapenfeiten is voorafgegaan.
Den 24 april vaardigde de russische keizer een proclamatie aan zijn leger uit, die met de circulaire van prins Gortschakoff Ruslands oorlogsverklaring moest heeten. Denzelfden dag trok het russische leger bij Ungheni over de Pruth, de grensrivier tusschen Rusland en het toen nog onzijdig geheeten vorstendom Rumenië, zooals bekend is, een vazalstaat van de porte. De rechtervleugel stond onder vrijheer Von Driesen, het centrum onder luitenant-generaal Wajnowsky, de linkervleugel onder luitenantgeneraal Radetsky en de gezamentlijke russische strijdmacht onder grootvorst Nicolaas, broeder des keizers. Zeer langzaam trokken de russische troepen in Rumenië voorwaarts. Hevige regenbuien en het smelten van de sneeuw hadden een groot gedeelte van het vorstendom overstroomd, al de rivieren waren baiten hare oevers getreden, de spoorweg- en andere bruggen vernield en het land was in een uitgestrekten waterplas herschapen. Daarbij kwam nog, dat de eenige spoorweg van Kischeneff (het gewezen hoofdkwartier der Russen) over Bucharest naar den Donau in een ellendigen staat verkeerde, zoodat er bijna eene maand verliep, eer de eerste russische troepenkorpsen aan den Donau opgesteld waren. Eerst den 19 mei kwamen zij te Turn Magurelli, den 20 mei te Oltenitza aan Hun ontbraken echter nog de noodige kanonnen, het materieel om bruggen te leggen en de onmisbare stoombarkassen en torpedobooten tot afwering der vijandelijke monitors. Al die benoodigdheden, benevens het krijgsmaterieel en de ontzaglijke hoeveelheid levensmiddelen, konden slechts langzaam over het overstroomde land en de bijna onbegaanbare wegen vervoerd worden. De Russen lieten echter dien tusschentijd niet verloren gaan. Turkije bezat op den Donau talrijke monitors, die òf vernield òf onschadelijk moesten gemaakt worden. Daartoe legden de Russen in het vaarwater lange ketens van torpedo's, zoodat reeds in hot begin van mei de Donaumonden waren afgesloten en zich eene maand later van de Zwarte Zee tot Hirsova geen enkele monitor meer bevond. Twee dier vreesselijke gevaarten waren in de lucht gevlogen, de overige hadden de vlucht genomen.
Toon het noodige geschut en het materieel der bruggen en vlotten eindelijk aangekomen waren, werd de overtocht der rivier op den 6 juni vastgesteld, maar door den buitengewoon hoogen waterstand van den Donau (op het laatst van juni bedroeg die nog 15 voet boven gewoon peil) waren de Russen gedwongen, dit plan van dag tot dag uit te stellen. Intusschen donderde het kanon langs de geheele lengte van den Donau en werden verschillende, zoowel rumeensche als turksche, steden voor meer dan de helft door het vreesselijke bombardement vernield. Eerst den 22 juni werd de overgang van de grensrivier beproefd en wel aan den Beneden-Donau, waar zich zuidwaarts de moerassige turksche landstreek de Dobrudscha uitstrekt. Die overtocht had plaats door twee legerkorpsen onder generaal Zimmermann, en wel op twee punten te gelijk: op booten en vlotten bij Galatz, en over eene pontonbrug bij Braïla. Daar de Turken hunne meeste troepen uit de Dobrudscha teruggetrokken hadden, kwam die overtocht den Russen op slechts betrekkelijk geringe verliezen te staan. De Turken trokken zich zonder een ernstigen strijd terug en Matchin, Isakdsja en Toultscha werden met weinig moeite genomen. Twee dagen later trokken de Russen meer zuidwaarts insgelijks over den Donau en viel ook Hirsova in hunne handen.
Het doel der in de Dobrudscha saamgetrokken russische troepen was, den bekenden turkschen vestingvierhoek (Silistria, Varna, Schumla en Roestsjoek) van de oostzijde aan te vallen, terwijl de elders over den Donau getrokken russische troepen dien van de westzijde zouden bestoken. Door de bezetting van Tsjernavoda en Kustendsji (18 en 19 juli), aan den zoogenaamden Wal van Trajanus, in het zuiden van de Dobrudscha, heeft dit plan een begin van uitvoering gekregen.
Vijf dagen na den eersten Donauovergang, dus den 27 juni, trokken de Russen ook bij Semnitza de rivier over. Het aan den rechteroever gelegen Sistova werd met geringe verliezen bezet, waarna de Russen in drie afdeelingen oprukten. Eene afdceling oostelijk tegen Roestsjoek, de hoofdmacht zuidelijk naar Tirnova, dat den 7 juli ingenomen werd, en eene derde troepenmacht westelijk tegen Nicopolis, welke plaats den 14 juli in de handen der Russen viel. Over dit laatste wapenfeit, evenals over het doortrekken der Balkanpassen en de daarbij plaats gehad hebbende gevechten, geven wij in onze volgende aflevering uitvoerige bijzonderheden. Tot recht verstand van de belangrijke krijgsbedrijven in de nabijheid van het beroemde Balkangebergte, welke ons in een volgende aflevering zullen bezighouden, geven wij hier eene beschrijving van den grooten bergketen en de voornaamste passen, die van Bulgarije den toegang naar Rumelië en zoo naar de hoofdstad van het turksche rijk geven.
Na den Donau is de lange bergketen, die zich ten zuiden van de stad Sophia in oostelijke richting tot kaap Emineh aan de Zwarte Zee (zuidelijk van Varna) uitstrekt en eene lengte van veertig duitsche mijlen beslaat, de gewichtigste natuurlijke verdedigingslinie tegen een inval uit het noorden. Deze bergketen is de Balkan of de Haemus, die de grensscheiding uitmaakt tusschen Bulgarije en Rumelië en een reusachtigen muur vormt, welke laatstgenoemde provincie en verder de groote steden van Turkije - Philippopel, Adrianopel en Constantinopel - tegen een vijandelijk leger beschermt.
Turkije is arm aan groote wegen; die, welke er zijn, bevinden zich, naar onze westersche begrippen, in een alles behalve gunstigen toestand en zijn door zware regens of overstroomingen een groot gedeelte van het jaar onbruikbaar voor zware voertuigen en dus nog meer voor het vervoer van artillerie. Van die wegen geleiden verscheidene door den Balkan en loopen daar meerendeels langs hooge rotswanden, door wilde bosschen en over een met hindernissen bezaaiden grond. Deze bergpassen zijn voor een leger moeilijk te genaken en bieden een schier onoverkomelijken hinderpaal aan voor het vervoer van zwaar geschut en de tallooze wagens, die den legertrein vormen.
Overigens is de Balkan minder woest en ook minder hoog dan sommige andere bergketens in Europa. Terwijl in het westen de hoogste toppen zich tot eene hoogte van 2000 meters verheffen, nemen zij oostwaarts allengs in hoogte af, bedragen van Schipka tot Kasan nog 1500, in de omstreken van Erkesch van 600 tot 1000 meters en in de nabijheid der zee hoogstens 100 meters. De zuidelijke helling is steil en loopt snel af in een vruchtbare en bekoorlijke vlakte; de noordelijke helling daalt zachtkens af tot aan den Donau en dat terrein vormt een terrasvormig hoogland, hier en daar van kleinere bergtakken doorsneden. Dit uitgestrekte plateau is een rèusachtig herdersland, daar het eene onmetelijke weide vormt, waarop tallooze kudden grazen. De Bulgaren zijn dan ook meer herders, dan kooplieden of landbouwers.
Om een juiste voorstelling te kunnen geven van de belangrijke krijgsbedrijven aan den Balkan is het noodig, dat men de verschillende passen kenne, die Bulgarije met Rumelië verbinden. Wij zullen van de zes voornaamste eene korte beschrijving geven en beginnen met den meest westelijken.
I. De Schipka-pas. Door dezen pas loopt de groote weg van Tirnova over Gabrowo naar Schipka, in het rozendal van Kasanlik. De weg is in het jaar 1837 door sultan Mahmud begonnen en door zijn zoon Abdul-Medschid in 1855 voltooid. Toch is hij verre van doelmatig ingericht voor het vervoer van zware vrachten en dus allerminst voor een zwaren artillerietrein, maar daar hij kort is en weinig hindernissen aanbiedt, acht graaf Von Moltke hem nog den geschiktsten voor een doortrekkend leger, te meer daar de aanrukkende troepen, na de bergengte doorgetrokken te zijn, zich in het breede dal van Kasanlik gemakkelijk kunnen ontplooien.
II. De Demir-Kapu of Ijzeren Poort, oostwaarts van den vorigen, geeft doorgang aan den weg van Tirnova naar Slivno. Deze bergpas is zeer nauw, van diepe ravelijnen doorsneden en minder voor den tocht van groote troepenmassa's geschikt.
III. De bergpas van Kasan. Het dorp Kasan is midden in het gebergte gelegen: 't is het middelpunt van zeven wegen, van welke er zich vier noordwaarts en drie zuidwaarts wenden. Het ligt in een diep dal en is moeilijk te genaken. De twee wegen, die door het gebergte voeren, zijn zeer smal en langs beide zijden door 6 tot 900 meters hooge steile rotsen bezet. Wanneer deze bergpas door een geringe macht bezet is, kan hij, bij eenige waakzaamheid, langen tijd een vijandelijk leger tegenhouden. In eene volgende aflevering zullen wij zien, hoe de Turken zich hier gehouden hebben. De Kasanpas vormt de verbinding tusschen Osman-Bazar en Slivno.
IV. De Tsjalikawak- of Bokaz-pas verbindt Schumla met Karnabat; hij wordt door de bevolking de straat naar Stamboul (Constantinopel) genoemd en bestaat eigenlijk uit drie verschillende passen, door twee kleine rivieren, de Groote en de Kleine Kamtschik, van elkander gescheiden; genoemde rivieren, die evenwijdig met den bergketen loopen, hebben zeer steile oevers. Deze bergpas was voor de Turken van groote beteekenis, omdat hij de hoofdverbinding is tusschen Constantinopel en het noorden, vooral den boven door ons genoemden vestingvierhoek. De doortocht door den Bokazpas vordert voor een voorttrekkend leger minstens twee dagen reizens.