minder schokt en ook oneindig sneller over de baan heengaat, wij zouden zeggen, om duidelijk te spreken ‘heenvliegt.’
Gewoonlijk spant men drie paarden voor de teleka.
Deze laatste is een gansch russisch rijtuig. Het werd bij keizerlijke ukase ingericht. Zoowel de rijtuigen als de paarden worden door de heeren, door wier eigendommen de baan loopt of deze benadert, bekostigd en onderhouden. Alle ambtenaar des gouvernements, alle officier reist voor niets; de reiziger die eene toelading van hoogerhand bekomt, betaalt zoo wat tien centiemen per vier uur aan den postillon.
Alleen de stations, die op de baan gelegen zijn, worden door het gouvernement betaald, onderhouden, verwarmd en verlicht, en de eenige persoon die zich daar bevindt, is dan ook afhankelijk van dit of dat keizerlijk departement.
In die stations kan men ook des nachts verblijven, op voorwaarde dat men bed en eten in zijne teleka meê rengt.
Ten gevolge van de vorandering, welke het vervoer in sommige gedeelten van Rusland ondergaan heeft, werden deze schikkingen hier en daar gewijzigd; doch de bestaande gebruiken werden, in dat onmeetlijk rijk, zoo licht niet gewijzigd en zoo als men voor twintig, dertig, vijftig jaar en meer reisde, zoo reist men op vele punten en, op dit oogenblik, nog.
de markt te brunswijk, naar springer.
Als men de twee bovengemelde beschrijvingen nagaat, denkt men aan het ‘vogelvlug.’ Men bedriegt zich echter wel eens. Om hiervan een klein staaltje te geven, nemen wij over wat een reiziger zegt:
‘Het ingevallen dooiweder had de sneeuw op de velden reeds doen smelten, maar op den weg door het aanhoudende rijden met sleden en rijtuigen hard geworden zijnde, zat zij nog zeer vast en het afloopend sneeuwwater der omringende velden had deze sneeuwkorst op sommige plaatsen geheel ondermijnd; kwam men nu op eene dergelijke plek, dan zakte men er onmiddelijk door heen.
‘Eene poging door den postillon van een der rijtuigen aangewend, om op het land te rijden, kostte verscheidene uren oponthoud. Het rijtuig zonk spoedig tot over de assen in den doorweekten grond en slechts met behulp van eene menigte personen, die uit een naburig dorp moesten gehaald worden en met hefboomen en planken toesnelden, kon het weêr op den weg gebracht worden.’
Voeg bij dit alles andere hinderpalen, zoo als overstrooming van rivieren, diepten en heuvelen, ijsgang en wat dies meer, en men zal begrijpen dat de teleka niet altijd over den weg heenvliegt, zoo als men zich zou verbeelden.
De kibitka heeft de pretentie niet te vliegen zooals de twee voorgaande middelen van ver-