Brunswijk.
Duitschland telt weinig steden, waaraan zooveel historische herinneringen verbonden zijn als de eeuwenoude hoofdstad van het voormalige hertogdom Brunswijk. Reeds Karel de Groote trok haar tijdens zijn oorlog tegen de oproerige Saksers onder het opperhoofd Wittekind binnen, en bracht er met zijn hestuur ook het Kristendom.
Ten tijde van Karei de Groote was de tegenwoordige stad niet meer dan een onaanzienlijk dorp, Weck genaamd, op welker puinen, een gevolg van de voortdurende twisten der Saksers, een achterneef van Wittekind, Bruno, de eerste huizen der tegenwoordige stad bouwde, welke hij, naar zijn naam, Brunswijk noemde.
De stichter van Brunswijk, die in rechte linie van den beroemden Wittekind afstamde, heeft aan Duitschland een aantal keizers geschonken, die in de historie vermeld staan als mannen, welke hun tijd groot en roemrijk gemaakt hebben: Hendrik de Vogelaar, Hendrik de Leeuw, Hendrik de Stoute en Otto het Kind zijn daaronder de voornaamsten.
Laatstgenoemde, een kleinzoon van Hendrik den Leeuw, was zelfs de onmiddellijke beslechter van den strijd tusschen de Welfen en Gibellijnen, een strijd, welke zooveel duitsch bloed gekost heeft, dat gansche geslachten hunne stamhouders in de worsteling zagen vallen, waardoor zij geheel en al vernietigd werden.
De lotg vallen der stad en van het hertogdom zijn nauw in elkander geweven, ofschoon nu eens Brunswijk en dan weer Wolfenbuttel de hoofdstad van het hertogdom was, naar gelang het goedvinden der beheerschers. Zooals alle kleine duitsche Staten is het echter opgegaan in Pruisen, evenals Hanover, welks vorstenhuis insgelijks van den brunswijkwolfenbuttelschen stam is.
Brunswijk heeft het verlies zijner onafhankelijkheid voornamentlijk te wijten aan hertog Carl Wilhelm Ferdinand van Brunswijk-Oels, die generaal was in pruisischen dienst en deel nam aan den oorlog van Pruisen tegen Frankrijk in 1806; zoodat Pruisen het brunswijksche leger als een pruisische afdeeling baschouwde, welke gevolgtrekking later tot voorwendsel werd gebezigd om het brunswijker vorstenhuis te verdrijven en Brunswijk tot eene pruisische provincie te verklaren.
De stad zelve was tot in 1671 een der bloeiendste kwartieren van het Hanze-verbond, en bleef nog lang na dien haren roem handhaven. Onze gravure geeft een gezicht op den dom of St.-Blasiuskerk, welke door Hendrik den Leeuw in 1172 gebouwd werd en waarin men, behalve het graf van dezen vorst en van zijne gade, Machteld, ook de graven vindt der hertogen van de sedert 1735 regeerende linie van Bevern.