Geillustreerd nieuws.
De oorlog in het oosten.
Wij hebben de Turken onder Suleiman-pacha en Ali-Saïd-pacha, nadat zij hunne vereeniging op montenegrijnsch grondgebied tot stand gebracht hadden, in het bezit van het grootste gedeelte van het vorstendom en in de nabijheid van de hoofdstad Cettinje gelaten. In de laatste week van juni is de stand der zaken in Montenegro echter geheel veranderd. Even snel als de Turken het vorstendom waren binnengerukt en er hunne gewichtige veroveringen maakten, even spoedig hebben zij het weder verlaten, om naar hun eigen grondgebied terug te trekken. Hoe belangrijk ook de overwinningen waren door de turksche troepen bevochten, ze hadden stroomen bloeds gekost en hunne gelederen op eene onrustbarende wijze gedund. Daarenboven was het den montene-, grijnschen generaal Petrovics, die aan de albanische grenzen steeds met roem en voordeel gestreden had, door een snellen en stouten marsch gelukt, zich met het vreesselijk gedunde leger van prins Nikita te vereenigen, zoodat de afgematte Turken op nieuw eene geduchte macht tegenover zich hadden. Wel beschikte Suleiman-pacha nog altijd over eene grootere macht dan de Montenegrijnen - zijn leger telde tusschen de 30 en 40.000 man, - wel was de geest zijner troepen door de behaalde overwinningen uitmuntend, zoodat de geheele onderwerping van het montenegrijnsche gebied nog altijd mogelijk en zelfs waarschijnlijk bleef, maar dit zou in elk geval ontzaglijke offers gekost hebben en overwegingen van staatkundig belang maakten het den Turken geraden, den aftocht aan te nemen en hunne macht naar elders te wenden. Aan die beslissing is het oostenrijksche gouvernement niet vreemd gebleven. Den oorlog van zijne grenzen willende verwijderen, heuft het er op gewezen, dat zelfs de volkomen onderwerping van Montenegro aan Turkije geen voordeel kan aanbrengen, daar Rusland en ook de andere mogendheden nooit de vernietiging van het vorstendom zouden dulden, terwijl de troepen van Suleiman-pacha met meer vrucht elders te gebruiken waren. Oostenrijk had daarbij in de eerste plaats het oog op Servië, dat ondanks zijne vredelievende verzekeringen een steeds dreigender houding aannam en dus streng in het oog gehouden moest worden.
De porto heeft aan die raadgevingen gehoor verleend: Suleiman-pacha werd van het tooneel zijner overwinningen teruggeroepen en deze veldheer nam in de laatste week van juni den terugtocht naar het zuiden aan, slechts weinig verontrust door de Montenegrijnen, die blij waren zoo goedkoop van hun gevreesden tegenstander verlost te worden.
Gedurende eenige dagen had Suleiman-pacha bij Podgoritza, vlak aan de montenegrijsche grens, in Albanië, zijn hoofdkwartier opgeslagen. Prins Nikita wachtte zich natuurlijk wel hem daar te volgen of aan te vallen, en in het begin van juli is de turksche generaal met het gros van zijn leger naar Nisch, aan Servië’s zuidergrens vertrokken, waar hij zijn kamp heeft opgeslagen met het tweeledige doel, om naar omstandigheden òf de Serviërs, zoo ze tot den oorlog mochten besluiten, terug te drijven, òf het turksche hoofdleger onder Abdul-Kerimpacha bij te springen, wanneer de nood zulks mocht vereischen.
In Albanië en de Herzegowina zijn slechts zwakke troepenkorpsen achtergebleven; de porte hoopt dat de Montenegrijnen door den laatsten veldtocht zoo zeer uitgeput zijn, dat deze voldoende zullen wezen om hen in bedwang te houden.
Na den gelukkig en met betrekkelijk geringe verliezen volbrachten Donau-overgang bij Semnitza, hebben de Russen nog op andere plaatsen beproefd den Donau over te trekken, maar de waakzaamheid der Turken deed deze pogingen mislukken. Heel ernstig gemeend waren ze overigens niet, het hoofddoel was bereikt: tusschen Semnitza en Sistova lag de weg voor de russische colonnes voortdurend open en langs de gelegde pontonbrug konden ze manschappen en ammunitie veilig op den bulgaarschen oever overbrengen. De te Turn Magurelli en op andere plaatsen gedane pogingen waren dus niet meer dan proeven in het groot, die bij de waakzaamheid der Turken spoedig opgegeven werden, maar het oprukken der russische legerkorpsen met Sistova als basis langs verschillende wegen noodzakelijk maakte.
De Russen rukken werkelijk in drie colonnes van Sistova op. De eene wendt zich oostelijk in de richting van Roestsjoek, om deze vesting in bedwang te houden en te verhinderen, dat hare bezetting de naar den Balkan marcheerende troepen in den rug valt. Eene andere afdeeling, die westwaarts getrokken is, heeft in last Nicopolis te belegeren en deze stad binnen den kortst mogelijken tijd tot overgave te dwingen. Door de verovering of insluiting dezer beide steden blijven alleen de turksche Donauvestingen Silistria in het oosten en Widdin in het westen over. De eerste wordt bedreigd door de troepen van generaal Zimmermann, die het eerst den Donau overgetrokken, uit de Dobrudscha oprukt om Silistria en hare bezetting onschadelijk te maken, terwijl tegenover Widdin nog altijd het rumeensche leger onder prins Karel staat, dat ernstige aanstalten maakt om den Donau op deze plaats over te trekken.
Terwijl de verschillende legerafdeelingen de zuidelijke Donau-linie trachten te bezetten, rukt het hoofdkorps der Russen naar het zuiden, om Bulgarië verder te bezetten en de Balkan-passen te forceeren. Reeds is het een goed eind op weg. Den 5 juli is de stad Bjela, zuid-oostelijk van Sistova, door de voorhoede der Russen na eenige onbloedige schermutselingen bezet, torwijl ze twee dagen later de gewichtige stad Tirnova, Bulgarië’s oude hoofdstad, half-weg tusschen den Donau en het Balkangebeïgte gelegen, binnenrukten.
Tirnova is eene schoone stad, die nog geheel en al het oude bulgaarsche karakter behouden heeft. Ze is in een zeer romantisch oord aan de rivier de Jantra gelegen en telt tusschen de 20.000 en, 30.000 inwoners. De stad is de zetel van den griekschen metropolitaan en van een pacha. De meerderheid der bevolking belijdt den griekschen eeredienst. Aan de omgeving der stad zijn beroemde historische herinneringen verbonden. Het dorp Albanary of Zagori bevat nog de in moskee herschapen grieksche kerk, waar de oude bulgaarsche vorsten begraven, benevens de ruïnen der St.-Demetrius-kerk, waar zij gekroond werden.
Ook uit een krijgskundig oogpunt is Tirnova van groot gewicht. Hier is het kruispunt der wegen, die naar de verschillende Balkan-passen geleiden, en dat de russische voorhoede, uitsluitend uit cavallerie bestaande, de stad, die eene bezetting van 3000 man geregelde turksche infanterie en eenige bataljons ongeregelde troepen bevatte, met zeer geringe verliezen heeft kunnen innemen en den vijand na een kort gevecht uit zijne stellingen verdrijven, geeft geen hoog denkbeeld van het weerstandsvermogen der turksche troepen.
Reeds heeft vorst Tscherkasky het stadhouderschap van de nieuwe provincie Bulgarië aanvaard en te Tirnova zijn zetel gevestigd.
Voortdurend komen meerder russische strijdkrachten in Rumenië aan, die onmiddellijk over den Donau gezonden worden, om de verschillende tegen den vijand oprukkende legerkorpsen te versterken en de gemeenschap tusschen den Donau en de in het binnenland opereerende troepen te onderhouden.
Het turksche veldleger staat tusschen den bekenden vesting-vierhoek Roestsjoek, Silistria, Varna en Schumla en wel langs het westelijk front (Roestsjoek en Schumla). De turksche minister van oorlog, Redit-pacha, is daarheen vertrokken om het oog op de plannen van den opperbevelhebber te houden, die naar de meening der Porte zijne afwachtende houding al te ver drijft, maar tevens voorgeeft zijn plan te hebben, waardoor geen enkele Rus levend over den Donau zal terugkeeren!
Ongeveer terzelfder tijd dat de Russen in Europa den overgang van den Donau met goed gevolg beproefden, werden er in Klein-Azië verschillende ernstige gevechten geleverd, die zonder uitzondering noodlottig voor de Russen uitvielen en ze op eenmaal al de voordeelen hebben doen verliezen, welke zij in een veldtocht van twee maanden behaalden. De belangrijke krijgsbedrijven, die den algemeenen terugtocht der russische legers ten gevolge hadden, willen wij in het kort beschrijven.
Het hoofddoel van den russischen veldtocht in Armenië was de bezetting van de hoofdstad Erzerum, die als het vereenigingspunt der hoofdwegen in de provincie, het geheele land beheerscht. Daartoe rukten zij in drie afdeelingen op en wel de opperbevelhebber Loris Melikoff in het centrum, die, na rondom Kars een belegeringskorps te hebben achtergelaten, langs den grooten weg van Kars op Erzerum voortging en reeds tot Zewin, ongeveer half-weg tusschen twee genoemde plaatsen genaderd was. Rechts van Kars rukte generaal Heimann van Ardahan, en links generaal Tergukasoff van Bajasid op; het plan de campagne bestond hierin, dat de drie hoofdkorpsen zich in den omtrek van Erzerum zouden vereenigen, met overmacht den turkschen opperbevelhebber Moukhtar-pacha op het lijf vallen en zich van de hoofdstad van Armenië meester maken.
Verschillende omstandigheden deden dit plan in duigen vallen: in de eerste plaats waren de aanvals-colonnes minder talrijk dan men eerst berekend had, daar de meer en meer veld winnende opstand in Trans-Kaukasië een groot getal troepen eischte; vervolgens voegden zich gedurende het gevecht meer dan eens mahomedaansche afdeelingen, die in het russische leger dienden, bij hunne geloofsgenooten, de Turken, terwijl, wat het ergste was, de generaals der Russen de krachten hunner vijden te gering geschat hadden. Onder zulke omstandigheden moest de groote verwachting wel in rook vervliegen en hebben de Russen inderdaad verpletterende ne rlagen geleden.
Kars, dat zooals onze lezers weten door de Russen belegerd werd, bood een woedenden tegenstand en herhaalde bestormingen, op de forten en buitenwerken der vesting beproefd, werden met glans afgeslagen. Dit was vooral den 24 en 25 juni het geval, toen de Russen, gedurende een hevigen aanval, bij honderden door het welgerichte vuur der turksche batterijen ne rgemaaid werden, terwijl een uitval der belegerden op den 26 juni met een volledig succes bekroond werd en den Russen op nieuw ontzaglijke verliezen toebracht.
Terwijl er bij Kars gestreden werd, was Loris Melikoif, bij wien zich de colonne uit Ardahan onder generaal Heimann had aangesloten, met het turksche hoofdleger onder Ismaïlpacha in aanraking gekomen en werd den 25 juni een veldslag geleverd, die allernoodlottigst voor de Russen uitviel: 4000 dooden en gewonden bedekten het slagveld, een gedeelte van den legertrein viel in de handen der Turken en Melikoff was tot een overhaasten terugtocht genoodzaakt, ten einde te beproeven de stellingen bij Kars tegen den overwinnenden vijand te dekken. Met dat doel hielden de Russen nog eenmaal bij Mellipuz, vijftien kilometers ten noordoosten van Zewin, stand, maar ook hier werden zij uit hunne stellingen verdreven, waardoor de weg van Kars geheel openstond voor den zegevierenden Ismaïlpacha, die de verslagen Russen op den voet volgend, weldra de gemeenschap met dé belegerde vesting hersteld had. Dit maakte het den Russen onmogelijk nog langer hunne positiën ook ten noorden van Kars te handhaven: het bombardement evenals het beleg der vesting werd opgeheven, en de gezamentlijke russische strijdkrachten waren gedwongen over de grenzen terug te trekken en zich te Alexandropolis te concentreeren, op dezelfde plaats dus, van waar de inval in Armenië bij het begin van den oorlog aangevangen was.
Terwijl het centrum en een gedeelte van den rechtervleugel der Russen bij Zewin het onderspit moest delven, werd hun linkervleugel in een reeks van gevechten eveneens geslagen. Vroeger hebben wij het oprukken van generaal Tergukasoff en zijne neirlaag bij Delibaba beschreven, welke zijn terugtocht op Zadikan ten gevolge had (20 juni). Door de Turken