De bravo.
De bravi zijn van italiaanschen bloede; onder de merkwaardige verschijnselen, die de geschiedenis van Italië in zoo ruime mate oplevert, behoort dat der bravi zeker tot de merkwaardigste. Een bravo was van beroep struikroover, moordenaar of wat men in dit genre wil; sedert hij verlokt en geoefend werd op het pad der boosheid, had hij zich toegelegd op het hanteeren der styletten, het mengen van vergiften en al de bedrijven, die hem in zijn leven zoo vol afwisseling zouden kunnen te pas komen. Wanneer hij een zeker meesterschap in zijn vak verworven had, verkocht hij zich aan den een of anderen edele, die in het vervolg voor zijn onderhoud en wat dies meer zij had te zorgen, waarvoor hij hem het onbeperkte gebruik van zijn arm afstond. Wanneer de meester gaarne een vijand uit den weg wenschte geruimd te hebben, had hij aan zijn bravo slechts een wenk te geven, en hij was er zeker van dat zijn last stipt zou worden uitgevoerd. De bravo was de uitvoerende macht van de slechte driften der grooten. Niet altijd verkocht hij echter zijne vrijheid; soms verhuurde hij zich slechts voor gelegenheden en oefende zijn handwerk op een onafhankelijk standpunt uit.
Het was vooral inde vijftiende eeuw, dat deze kanker, de bravi, aan het italiaansche leven knaagde, doch ook nog lang daarna bleven zij hun goddeloos handwerk maar al te ongestraft drijven en de plakkaarten van de overheid hielpen maar weinig. Na het bovengezegde heeft onze gravure geene toelichting meer noodig; de bravo staat, den degen getrokken, op wacht; het ongelukkige slachtoffer moet dezen hoek passeeren, de nacht is donker en de dooden kunnen geen geheimen uitbrengen.