Geillustreerd nieuws.
De oorlog in het oosten.
Engeland blijft in zijne afwachtende neutraliteit volharden, maar de verklaringeii in het parlement afgelegd en de nota door graaf Derby aan het russische gouvernement gezonden, hebben het de woreld duidelijk gemaakt welke de uiterste grens van Engelands onzijdigheid is. Rusland mag noch het kanaal van Suez, noch den turkschen vazalstaat Egypte aanraken; een inbreuk daarop zou onmiddellijk Engelands deelneming aan den oorlog ten gevolge hebben, daar het blokkeeren van het Suez-kanaal door lord Derby als eene beperking van den wereldhandel en eene bedreiging van Engelsch-Indië beschouwd wordt.
De scheepvaart op den beroemden waterweg moet vrij blijven, en al heeft het engelsche gouvernement een voorstel van De Lesseps, om de onzijdigheid er van onder de garantie der europeesche mogendheden te stellen, van de hand gewezen, toch is het besloten, in geen geval er een inbreuk op te dulden en houdt het met zijne geduchte vloot de wacht in de noordelijke monding van het kanaal.
Evengoed als Rusland heeft ook Turkije zich naar de bevelen van Engeland te gedragen, en dat land lijdt er nog het nadeel bij, dat zijne egyptische troepen achterblijven, die al sedert weken in de havenstad Alexandrië ter inscheping gereed heeten te liggen. De onderkoning van Egypte heeft, om de volbrenging van zijn plicht als vazal te verschuiven, steeds het voorwendsel te baat genomen, dat de hulptroepen niet kunnen overgevoerd worden uit vrees voor de russische oorlogschepen, die in de Middellandsche-Zee kruisen, maar het is licht te raden dat Engeland den onderkoning tegenhoudt, teneinde Rusland iedere aanleiding tot het openen der vijandelijkheden met Egypte te ontnemen.
Overigens de onderkoning is maar al te zeer geneigd Engelands raad te volgen. Maakte Egypte vroeger een deel van het turksche rijk uit, de band, dien het aan de porte hechtte, is allengs losser geworden en het vlamt op eene gelegenheid om zich geheel en al van zijn suzerein af te scheiden. De moeilijkheden, waarin de porte zich thans bevindt, zullen den khedive wellicht de welkome gelegenheid aan de hand doen.
Al heeft de beraamde opstand ten noorden van den Kaukasus niet die uitbreiding genomen, welke het turksche gouvernement er zich van voorgesteld had, toch zijn de Russen er alles behalve op hun gemak. Zeiden wij in onze vorige aflevering, dat zij zich langs de Zwarte Zee tot eene verdedigende houding bepalen, ook deze blijkt hare nadeelen te hebben, en ondanks de talrijke versterkingen, die Rusland genoodzaakt is op zijn eigen grondgebied te doen aanrukken, blijven de Turken blijkbaar in het voordeel en wordt de eene kustplaats na de andere beschoten, verbrand en overmeesterd. Zelfs zijn zij reeds ver in het binnenland doorgedrongen. Eene afdeeling Russen werd bij Herzacol, ten noorden van Poti, door vier bataljons geregelde turksche troepen en eenige benden circassische vrijwilligers aangevallen. Na een hevigen strijd werden de eerstgenoemden tot Tzebeldinskoia teruggeworpen, welke plaats insgelijks in de handen der Turken viel, die er acht stukken berggeschut en eene groote hoeveelheid wapenen buit maakten. De Russen, in de engte gedreven, wierpen nog een zeventiental kanonnen in de Kodar, staken de rivier over, braken de brug achter zich af en namen ijlings den terugtocht in de richting van Kutais aan. Mocht het de turksche troepen gelukken deze stad te veroveren, dan zouden zij een gewichtig voordeel behaald hebben, daar de plaats aan den spoorweg van Poti naar Tiflis gelegen is en de Turken, dan gemakkelijk de communicatie tusschen die steden zouden kunnen beletten.
In Klein-Azië keert de oorlogskans zich intusschen meer en meer van de Turken af. Op verschillende puntea zijn gevechten geleverd, die allen ongunstig voor hen afliepen en het terugtrekken hunner strijdkrachten uit meer dan eene versterkte stelling ten gevolge hadden.
Zoo heeft er in den vroegen morgen van den 30 mei, bij het dorp Begli-Ahmet, tusschen Soganlogt en Kars, een cavaleriegevecht plaats gehad tusschen de troepen van generaal-majoor Tchatchavadze en Mussa-pacha, met een voor de Turken zeer noodlottigen uitslag.
Langs drie kanten te gelijk door de russische ruiterij aangevallen, boden de Turken, grootendeels Circassiërs, wel een wanhopigen wederstand, maar werden niettemin na eene langdurige worsteling met de blanke wapens tot de vlucht genoodzaakt, met een verlies van honderd dooden en een groot aantal gevangenen. Onder deze laatsten bevindt zich een hoofdofficier, terwijl de Russen bovendien twee kanonnen, twee standaarden en een groote hoeveelheid krijgsvoorraad buit hebben gemaakt.
Ook de niet onbelangrijke versterkte stad Kara-Kalissa is den 4 juni, na een heet gevecht, door de Russen onder generaal Tergtckasoff bezet, en de geregelde turksche troepen moesten over de Delu-Zedeka vluchten, terwijl zich de ongeregelde troepen ontbonden hebben.
Op meer andere plaatsen hadden afzonderlijke gevechten plaats; op zich zelf genomen zijn zulke schermutselingen niet beslissend, maar de eene versterkte positie na de andere moet door de Turken verlaten worden en hun toestand is zoo gevaarlijk, dat hun hoofdleger het door hen bezette Olti ijlings heeft moeten verlaten en zich op Erzerum teruggetrokken heeft. Reeds is de russische voorhoede die stad op een afstand van zes uren genaderd en binnen weinige dagen kunnen de gecombineerde corpsen voor die stad aankomen. Geen wonder dus dat zij de oogen van geheel Europa op zich gevestigd houdt, want aan den uitslag van den strijd, die daar spoedig geleverd zal worden, hangt het wellicht af, of Armenië voortaan turksch of russisch zijn zal.
Onder deze omstandigheden denken wij het niet van belang ontbloot, onze lezers eenigzins nader met Erzerum bekend te maken.
Erzerum is van talrijke nieuwe, volgens duitsche stelsel opgeworpen versterkingen omringd; bij eene behoorlijke leiding kan de vesting een geduchten tegenstand bieden.
Op een afstand van eenige kilometers gezien, b[iedt] Erzerum een grootschen aanblik aan. [...] bergachtig terrein aangelegd, steken de helder witte huizen heerlijk af op het donkere groen van den achtergrond. Zuidelijk strekt zich eene onmetelijke, bij uitstek vruchtbare vlakte uit.
Alle huizen zijn van terrassen voorzien, die met een dikke laag aarde bedekt zijn. Bij de eerste stralen der lentezon worden die terrassen met een weelderig groen overdekt en het is een eigenaardig schouwspel, op de daken der huizen geiten en schapen te zien grazen; zoodra echter de gloeiende zomerzon begint te schijnen, wordt het laatste vochtdeeltje uit de aardlaag getrokken en krijgt alles een vaal en dor aanzien. Dan worden de terrassen aangewend tot het droogen van Tezek.
De omstreken van Erzerum leveren hout noch eenige andere brandstof op. Het eenige middel.om zich dit te verschaffen bestaat in het maken van Tezek, welke men verkrijgt door de uitwerpselen van de huisdieren, vooral runderen, in de zon te laten droogen. De reiziger, die Erzerum gedurende den zomer bezoekt, vindt dan ook ieder terras met de grondstof voor de zonderlinge brandstof bedekt, eene zaak, die den neus van den bezoeker natuurlijk onaangenaam moet aandoen.
De bevolking van Erzerum bestaat uit 50.000 zielen, waaronder 20.000 Perzen, 15.000 Armeniers, 5 à 6000 Grieken en 8000 katholieken en een aantal joden gevonden worden. De overigen zijn mahomedanen.
Erzerum bevat een groot aantal moskeën, waarvan vooral die van Murgo-Seraï merkwaardig is. Aan deze moskee en haar toren is eene treffende legende verbonden.
Vroeger was Erzerum in het bezit van de Yésides, een volk dat aan een goeden en een boozen geest geloofde, maar alleen den laatsten aanbad, omdat deze alleen te vreezen is.
Het opperhoofd was zekere Murgo, evenzeer beroemd om zijne listen als om zijne buitengewone lichaamskracht en zijne reusachtige gestalte. Hij droeg een stalen wapenrusting, die zoo zwaar was, dat niemand buiten Murgo ze gebruiken kon.
Op zekeren dag brachten zijne zendelingen hem het bericht van de nadering van sultan Murad, die met een talrijk leger oprukte, teneinde Bagdad te veroveren; Murgo plaatste zich met zijne gewapenden op de bergen, die de diepe valleien beheerschten, in hinderlaag, en toen Murads legermacht de bergpassen doortrok, deden de Yésides groote steenblokken op de hoofden der turksche krijgslieden neervallen.
Over de uitwerking zijner krijgslist willende oordeelen, begaf Murgo zich, op zijne lichaamskracht vertrouwende, als dervisch vermomd en geheel alleen naar het vijandelijke kamp.
In de nabijheid van des sultans tent gekomen, werd hij door eene oude, afschuwelijk leelijlte vrouw aangesproken. ‘Vrome dervisch,’ zeide zij, ‘neem dit kleinood en breng mij morgen een schaap, opdat ik het ter eere van onzen veelgeliefden sultan opolfere.’
Dit zeggende, stelde de oude vrouw hem een met een kostbaren steen versierden armband ter hand, waarop Salomons zegel gegraveerd was.
Murgo keerde naar de bergen terug, nadenkende over de beste wijze om voordeel tetrekken van den talisman, die hem onkwetsbaarheid verzekerde. Van vermoeienis in slaap gevallen, werd hij door een vreeselijken droom gekweld.
Hij zag den grooten profeet van twaalf imans vergezeld, die verzen uit den koran zongen. Op een teeken van den profeet hield het gezang op. De imans keerden zich om en zagen twee geesten die hen aanvielen. Zij verdedigden zich met een wanhopenden moed, maar een der beide geesten was mot zulk een buitengewone kracht begaafd, dat hij alles doodde wat onder zijn bereik kwam. Eensklaps echter verscheen de engel Ariël met een gewone knods gewapend, en sloeg den sterken geest met één enkelen slag nêer. Toen wierp de tweede geest zich aan de voeten van den profeet, Allah's lof zingende.
Getroffen en in de verschijning eene waarschuwing van den profeet ziende, omhelsde Murgo den mahomedaanschen eeredienst. Hij keerde naar de zijnen terug, die hij insgelijks poogde te bekeeren; deze wilden echter niet naar zijne stem luisteren, en allen vielen tot straf onder het kromzwaard van Murads volgelingen.
Murgo zelf keerde berouwvol naar Erzerum terug; uit dankbaarheid voor zijne wondervolle bekeering, liet hij in zijne hoofdstad eene prachtige moskee bouwen, die naar hem genaamd werd en nog altijd het sieraad der stad uitmaakt.