herdersstaf verving de pijlenbundels der consuls, en het zwaard van het woord werd de bijl der lictoren.
Zoo gemakkelijk ging dit echter niet, want in dat nieuwe koningschap zag de stad Rome een eisch om van hare macht afstand te doen. Zij beeft, grijpt naar de wapens en de strijd neemt een aanvang. Het Vaticaan, het Coliseum, het Circus, het Forum, allen veranderen in strijdperken. Niet een enkel gebouw, niet een enkele steen of zij weten van eenige episodes uit den strijd te verhalen.
Eindelijk, na drie eeuwen is het einde gekomen: Jupiter verlaat het Capitool, Cesar trekt zich terug naar Byzantium, de stad van Nero wordt de stad van Petrus, en Rome, den troon van geweld verlatende, bestijgt den troon van liefde, om na den strijd, evenals vroeger, het hoofd der wereld te zijn, het hart waaruit het leven vloeit, de schitterende ster rondom welke het heelal draait.
In tegenwoordigheid van de monumenten, welke dit feit bevestigen, staat de pelgrim ontroerd stil. De providentieële gebeurtenissen ontrollen zich voor zijne oogen, zijne ziel wordt grooter, zijn geloof sterker, want met de handen betast hij een van de talrijke bewijsstukken, welke van die groote wonderen getuigen zijn geweest.
Rome is echter niet alleen het middenpunt van den godsdienst, zij is ook de bakermat der wetenschap. De hoofdsteden van Europa waren nog in wording, toen in de stad der Pausen vernuft en beschaving reeds een hoogen trap bereikt hadden. Antiochië, Athene, Alexandrië, de groote steden van het oosten, vervielen in barbarisme, zelfs Constantinopel gaf slechts een flauwen schijn, maar Rome hield der wereld de lichtende fakkel der wetenschap voor, eene fakkel, ontstoken op het altaar van het geloof. Hare bibliotheken waren de archieven, hare leeraars de orakels der beschaafde wereld; hare Opperpriesters waren de koningen der wijsheid en welsprekendheid, hare wetten de grondslagen voor alle recht, hare hiërarchie de leest waarop de maatschappelijke inrichtingen van het westen waren geschoeid. In de middeleeuwen zaait zij zooveel scholen in Spanje, Frankrijk, Engeland en Duitschland, als God sterren aan het uitspansel heeft geplaatst; haar geest bezielt die groote lichamen, behoedt hen voor afwijkingen en doet hen, door haar machtigen invloed, meêwerken aan de verspreiding van het licht.
Bij die wetenschappelijke zending, welke steeds haar domein is, voegt Rome nog eene andere: de kunst wordt haar kind, haar kweekeling. Hetzij deze hare liefelijke en naïeve bladzijden in de kerken van Umbrië schrijft, of dat zij in de mozaïeken van Ravenna en de Byzantijnsche basilieken de machtige poëzie van het Kristelijk symbolism weêrgeeft, in alles moedigt zij haar aan. Als de groote revolutie der vijftiende eeuw uitbreekt, is zij de eerste om de kunst voor hare uitwerkselen te behoeden. Met een even bekwame als edelmoedige hand handhaaft zij de bedreigde kunst.
Dat Rome in die taak gelukt en zij nog steeds de haardsteê der kunsten is, bewijzen niet alleen de onvergelijkelijke meesterstukken die haren roem uitmaken, maar ook de traditioneele plicht van alle kunstenaars, om zich aan haar geest te komen verrijken en haar regels en modellen te vragen: kinderlijke hulde, door het menschelijk vernuft aan de moederstad der wijsheid gebracht, daar zij de koningin van het geloof is, dat wil zeggen, de grootste en heiligste stad die ooit was.
Uit dit oogpunt moet de Eeuwige Stad beschouwd worden, dit moet de geest zijn waarmee een pelgrimstocht daarheen ondernomen wordt, en op den vooravond van het groote feest, dat opnieuw duizenden pelgrims binnen Rome zal vereenigen, meenden wij, dat naar aanleiding onzer gravures, deze opmerkingen niet misplaatst zouden zijn in de Illustratie.
De tijden zijn echter veranderd! Als weleer de heilige plaatsen te Jerusalem door de tegenwoordigheid der Turken ontwijd werden, zoo ook hebben Rome's gedenkstukken veel van hun waarde verloren door de overheersching van de gekroonde revolutie, onder wier druk Rome beeft en trilt, als ware zij andermaal op het punt naar het zwaard te grijpen om haar belagers van zich af te slaan,
Het heidensche Rome vond daarin zijn kracht, en verging, het Kristelijk Rome heeft echter het kruis tot wapen, het strijdt met het woord, en blijft leven, want haar bestemming is bereikt.
De St.-Pieter moge daar staan, zonder zijn hoogste glorie, zijn Paus; op den Engelenburcht moge eene bezetting liggen van de onderdrukkers van Rome; het kruis van het Coliseum moge neêrgehaald zijn - Rome blijft de stad der Voorzienigheid, de stad der Pausen en zal nimmer van dat kenmerk afstand doen.
Daar binnen het Vaticaan zetelt het hart van Rome; rondom den feestvierenden Pius knielen de duizenden neêr, die de verlangens der geheele katholieke wereld luide uitspreken: Rome behoort aan de Pausen, en de tijd kan niet meer verre zijn dat dit woord, evenals vroeger, zegevierend het geweld ten onder brengt, en andermaal stralender dan ooit aan het daglicht treedt.
Mogen de eerste stralen van dat nieuwe tijdperk de aarde reeds verlichten terwijl de heilige grijsaard nog steeds de handen opheft om het heilige Rome te zegenen!