Geillustreerd nieuws.
Inhoud:
Twee groote mannen in de wetenschap. - De zijde-crisig in Lyon. - Een geruchtmakend misdadiger.
Natuur en sterrenhemel hebben hunne raadselen en wonderen, maar 's menschen vernuft en aanhoudende studie weten telkens een grooter deel op te lichten van den sluier, die er over verspreid lag, en de krachten der natuur en de verschijnselen aan den hemel worden ten dienste gesteld aan het menschelijk genie, en ieder nieuw geslacht weet meerder van die raadselen op te lossen, wijst telkens op nieuwe wonderen en geeft een vernieuwd bewijs van de almacht Gods, die natuur en sterrenhemel tot één harmonisch geheel vormde.
De wetenschap wijst gedurig nieuwe banen aan, vindt steeds krachtiger en volkomener werktuigen, om den sterrenhemel in zijne afgelegenste bollen, de natuur in hare geheimste schuilplaatsen te bespieden; de wiskunde en de proefondervindelijke natuurkunde worden te baat genomen, om de groote vraagstukken en geheimenissen van het heelal te ontsluieren en vele natuurkrachten, die in vroeger eeuwen een onoplosbaar geheim schenen, worden thans ten nutte van den mensch en in zijn dagelijkschen werkkring aangewend.
De stoom verbindt de verafgelegen kusten met elkander, of bezielt de zware ijzeren locomotief om hem, en met hem den mensch, met snelheid over landen en rivieren, door de zwarte gebergten en onder den bodem der zeeën heen te voeren; de electriciteit schept een heldere, lichtende, reddende vuurbaken voor den zeeman, of plant, als de bliksemsnelle boodschapper van den mensch, 't gesproken of geschreven woord in een oogwenk van den eenen hoek der aarde naar den anderen over. Toen Vondel in zijn ‘Lucifer’ bij de beschrijving der vrouw uitriep:
‘Dit eischt natuurs penseel, geen verf, maar zonnestralen,’
vermoedde hij niet, dat ‘natuurs penseel’ in den vorm der fotografie eene wezenlijkheid zou worden en de zonnestralen 's menschen beeld in waarheid duurzaam zouden weêrgeven.
Ook de sterrenhemel is met het gewapende oog in alle richtingen doorkruist, en tallooze wereldbollen zijn uit de onmetelijke ruimte als opgedolven. Hunne banen zijn aangewezen, hunne richtingen bepaald; men kent de wetten waarnaar zij zich bewegen, en de betrekking waarin zij tot elkander staan.
De kennis der natuur en der hemellichamen gaat natuurlijk slechts stap voor stap vooruit: het is een doornig pad voor hunne beoefenaars, een weg vol hindernissen, en slechts enkelen is het gegeven aan de beweging een machtigen stoot toe te brengen en die wetenschap een goed eind weegs op de baan van den vooruitgang voorwaarts te stuwen. Onder die beiden behooren onbetwistbaar de twee mannen, wier portret wij geven, de wis- en sterrekundige Laplace en de natuurkundige Volta. De vijftigjarige gedenkdag van hun overlijden is voor eenige weken in Frankrijk en Italië plechtig herdacht.
Beide beroemde mannen, de eerste Franschman, de tweede Italiaan, zijn in hetzelfde jaar en op denzelfden dag overleden, namelijk op den 5en maart 1827. Ofschoon geene landgenooten en in geheel verschillende richting voor de wetenschap werkzaam, biedt hun beider leven nogtans menig merkwaardig punt van overeenkomst aan. Tijdgenooten, koesterden zij tevens eene oprechte hoogachting voor elkanders talenten; zonder de resultaten van de onderzoekingen hunner voorgangers in de wetenschap te versmaden, wisten zij zich echter een eigen weg te bereiden, verbaasden zij de wereld door de vruchten hunner ontdekkingen en waren zij de baanbrekers der nieuwe natuur-, wis- en sterrekundige wetenschap. De stof door hen behandeld, verkreeg leven, beweging en vooral een vruchtdragende toepassing op het gebied der practijk.
Zelfs hunne uiterlijke levensomstandigheden zijn in menig opzicht gelijk. Laplace en Volta begonnen beide hunne loopbaan als eenvoudig onderwijzer, Laplace aan eene militaire school, Volta aan het gymnasium zijner geboortestad, Como. Napoleon was een groot bewonderaar der beide geleerden en verhief ze tot den adelstand. Bijna gelijktijdig openden zich voor hen de deuren der fransche academie en, zooals wij zeiden, zijn beiden op denzelfden dag overleden.
Laplace werd den 28en maart 1749 te Beaumont, Volta den 19en februari 1745 te Como geboren. In beider geboortestad is hun sterfdag met luister herdacht, terwijl hunne nagedachtenis nog voortleeft in de gewichtige uitvindingen, door hen op het gebied der sterre- en natuurkunde gedaan.
Lyon, de groote fransche fabriekstad, bevindt zich in eene volle zijde-crisis; honderden weefgetouwen staan er stil en duizenden werklieden zijn zonder werk, dat is, zonder brood en aan al de ellenden van den honger overgegeven. De vraag naar zijde is gedurende de laatste jaren allengs verminderd en de uitvoer, die in 1869 nog 475 millioen franken bedroeg, is in 1876 tot 297 millioen gedaald; ook het binnenlandsch verbruik is naar evenredigheid verminderd. Dit moest op den duur wel tot een crisis leiden, die zich dan ook sedert eenige weken op eene pijnlijke manier doet gevoelen. Uit de hoofddistricten der fransche zijde-industrie gaat een ware noodkreet op, en de ellende kan slechts tijdelijk afgewend en gedeeltelijk verzacht worden door het in de fransche Kamers verleende crediet, door de openbare inschrijvingen ten behoeve der noodlijdende zijdewerkers, en door de alom in Frankrijk ingerichte concerten en uitvoeringen, al heeft bijv. het onlangs te Parijs, onder presidentschap van mevrouw Mac-Mahon, in de Opera gehouden bal, de schoone en ronde som van 200.000 franken opgebracht. Alleen door de oorzaken der ramp in het hart aan te tasten, kunnen de gevolgen er van op den duur gestuit worden. Maar welke zijn de oorzaken der kwaal? Heeft de zijde-industrie zich naar andere landen verlegd, of is de kwijning een gevolg van den onzekeren toestand waarin Europa sedert het weêr oprakelen der onzalige oostersche kwestie verkeert? In 't geheel niet: Frankrijk blijft nog altijd de stapelplaats van den zijde-handel, en wat de tweede vraag betreft gelooven wij, dat onze dames zich al heel weinig aan de oostersche kwestie laten gelegen liggen en er tot heden geen enkele meter te minder om gekocht hebben. Integendeel, den laatsten tijd zijn zij met de lengte harer kleedsels, met slepen en strooken zoo buitensporig geworden, dat men gerust kan aannemen, dat ze de dubbele hoeveelheid stof noodig hebben van voor drie à vier jaar. De zijde bezit echter eene machtige en geduchte vijandin, die haar de laatste jaren een vurigen haat schijnt te hebben gezworen en er wezenlijk in gelukt is de zijde-nijverheid een zwaren knak toe te brengen. Die vijandin is eene grillige, maar heerschzuchtige vrouw, eene wezenlijke koningin, die haar gebied over de geheele wereld uitstrekt en millioenen onderdanen aan hare nukken doet gehoorzamen: de Mode namelijk. Zij heeft de zijde verworpen en hare onderdanen in de vrouwenwereld er de zoogenaamde fantasiestoffen voor in de plaats gegeven. Haar wil is wet, en het zijden kleed eene zeldzaamheid geworden. De zijde-industrie werd er het slachtoffer van, maar zij heeft in zekeren zin haar lot verdiend, door hare voortbrengselen in de categorie van stoffen te plaatsen, waarop mevrouw Mode vat heeft; de zijde is in de laatste jaren insgelijks eene fantasie- of modestof geworden.
In vroeger jaren was de zijde deftig, ernstig, deugdelijk, bijna onverslijtbaar: een zijden kleed was een erfstuk in de familie, het trouwkleed van de moeder diende soms ook voor dat der dochter, maar de tegenwoordige zijde heeft, dank zij de ontijdige kunstmiddelen der scheikunde, geheel en al haar deftige plooi verloren: ze is blinkend en rinkelend als klafergoud geworden, maar ook even bros als dit. Na eenige maanden gedragen te zijn, valt het zijden kleed uit elkander of is versleten. De eenmaal zoo stemmige zijde is onsoliede geworden als al die schijnschoone fantasiestofjes, en daardoor heeft ze zich vrijwillig onder het bereik der grillige Mode gebracht, en de Mode heeft van hare macht gebruik gemaakt en zich op de zijde gewroken. Dat is de hoofdzaak van de tegen woordige crisis.
Mevrouw Mac-Mahon heeft onlangs een zijden kleed laten maken - melden de dagbladen - 't welk zij dragen zal, hopende de zijde daardoor wederom in de mode, dat wil zeggen, in de gunst der Mode te brengen. Of de grillige vrouw-Mode zich door de maarschalke zal laten verbidden zal te zien staan, maar zelfs in dit geval is de oorzaak van het kwaad niet weggenomen; alleen de zijde-industrie zelve kan zich weêr verheffen en zich boven de Mode plaatsen. Zij zorge zich van de kunstmiddeltjes der scheikunde te ontdoen en even degelijke en soliede stof te leveren als voorheen: daardoor alleen kan zij voorkomen, dat de machtige tiran geen vat meer op haar heeft en zal zij zich in hare eer hersteld zien, om hare plaats onder de onaantastbare voortbrengsels te hernemen.
Moorden worden er, helaas, schier dagelijks gepleegd, doch slechts zelden hebben de misdadigers, die zich aan het leven van een ander vergrepen, het treurige voorrecht dealgemeene opmerkzaamheid tot zich te trekken. Er zijn al geheel bijzondere omstandigheden toe noodig, om de nieuwsgierigheid van het oververzadigde publiek nog te prikkelen, en alleen de wreedaardigheid of het geheimzinnige, waarmede de moord gepleegd werd, of de onverklaarbare wijze, waarop de dader zich aan de nasporingen der policie wist te onttrekken, kunnen de opmerkzaamheid nog gaande houden. In Frankrijk hebben zich in de laatste weken verscheidene dier gevallen voorgedaan, maar geen enkel heeft het publiek zoo zeer in spanning gebracht als de treurige zaak Moyaux. Wat de afschuwelijke Jut voor weinige jaren in Nederland was, is Moyaux in Frankrijk geworden.
Voor eenige weken vond men in eene put te Bagneux, een dorp in de omstreken van Parijs, het lijkje van een lieftallig vierjarig meisje, dat men als het dochterke van zekeren Moyaux herkende. Volgens de verklaringen der geneesheeren had het arme slachtoffer nog verscheidene uren geleefd, alvorens het van zijn lijden verlost werd. De vader werd van den gruwelijken moord verdacht, en dit vermoeden werd nog versterkt toen het aan 't licht kwam, dat Moyaux talrijke valsche wissels had uitgegeven en na het bedrijven der misdaad spoorloos verdwenen was. Alle nasporingen der policie om den vermoedelijken dader te vinden bleven vruchteloos, en men veronderstelde dat Moyaux sedert lang het land verlaten had, toen hij op het onverwachtst weêr te Bagneux verscheen, met een revolver gewapend het huis zijner vrouw en schoonvader binnendrong, beiden poogde neêr te schieten, maar ze gelukkig slechts onbeduidende wonden toebracht. De aanslag was op den vollen dag gebeurd; eene talrijke volksmenigte omringde het huis, en toch wist Moyaux te ontsnappen. Het geval verwekte groote opspraak en bewees, dat de moordenaar zich nog altijd in de nabijheid bevond. De waakzaamheid der policie verdubbelde intusschen; de omstreken werden met zorg doorzocht, de naburige steengroeven, waar hij een toevluchtsoord had kunnen zoeken, doorsnuffeld, aan alle policie-stations, in de logementen, aan de grenzen, overal werd het portret des misdadigers rondgedeeld - te vergeefs; Moyaux was niet te vinden, ofschoon hij meer dan eens brieven aan de dagbladen schreef. Een fransch blad deed zelfs in vollen ernst den voorslag, een geheel regiment linie-troepen op den moordenaar uit te zenden.
Eindelijk echter, op vrijdag den 9en maart, haalde hem de arm der gerechtigheid in. Voor de uitstalling van een boekverkooper te Parijs stond een man naar een geïllustreerd tijdschrift te zien, waarop eene gravure voorkwam van de opsporingen in de steengroeven van Bagneux: deze scheen den man blijkbaar belang in te boezemen, want hij hield er zijne geheele opmerkzaamheid op gevestigd. Een wijnkooper aan de overzij der straat zag dien man: het was Moyaux! Hoewel baard en knevel afgeschoren waren, herkende hij hem, daar hij vroeger met hem op een zelfde kantoor gewerkt